Navigation bar
  Print document Start Previous page
 1 of 2 
Next page End 1 2  

1
MARIJKE EKELSCHOT
Achter de dijken¹
De waardin stond zwijgend glazen te spoelen, de ogen op de kraan gericht, de buik tegen de
tap. Wat er aan bruins aan het kafee te ontdekken viel kwam van de teer en nikotine. De
hoofdzaak was het neonlicht, dat de vierkante ruimte niet zozeer verlichtte alswel onthulde.
De vloer en de muren tot op heuphoogte waren wit betegeld. In het midden van de vloer was
een vierkant betegeld gat, of een leefkuil of misschien wel een bad. In ieder geval was het de
enige plek waar geen witte tafeltjes en stoelen stonden. Boven de tegeltjes aan de muren
hingen vrouwenportretten, tientallen; alle leeftijden, alle stijlen en lijsten. Boven de tap,
tussen de drankflessen, stond een foto van een man met alpinopet en snor.
‘Honden komen er hier niet in’, zei de waardin opeens. ‘Daar ga ik niet aan beginnen, nooit.
Dat kwijlt en stinkt maar, heeft niets te verteren, blaft, bijt, nee ze komen er niet in, de
honden van het land’.
Ik keek verbaasd.
‘Zeehonden wel, dat zijn edele dieren. Die worden dan ook met uitsterven bedreigd.
Zeehonden daar kan je als mens nog wat van leren; vrolijk, gezeggelijk, dankbaar, trouw tot
in de dood. Als je ooit wat voor een zeehond gedaan hebt dan vergeet ie dat zijn hele leven
niet meer, net als dolfijnen en olifanten. Die hebben dat ook. Landhonden niet, die vinden
alles maar gewoon en zeuren alleen maar om meer, zoals mannen, hoewel die soms wel
eens hun grenzen kennen als je die maar goed duidelijk gemaakt hebt’.
Even keek ze naar de foto tussen de flessen.
‘Nee, zeehonden die zag ik graag onder mijn klanten maar het heeft niet zo mogen wezen.
We zitten te centraal, te ver van het water. In ‘53 met de watersnood leek het er even van te
komen. Ik heb de boel meteen laten betegelen, lekker friswit, met afvoerputjes voor het
onderhoud, maar ze moesten zonodig de dijken gaan ophogen. Alsof we het daarvan
moeten hebben in de Horeca, van dijken!'
Zachtjes en verbitterd siste ze tussen haar tanden.
‘Ik heb me er bij neer moeten leggen, dingen gaan nu eenmaal zo en je kan ook niet alles
hebben, maar honden komen er niet in. Niet dat ik niet al zo mijn konsessies gedaan heb. Ik
heb van die haken buiten met zo'n bordje van ik moet buiten blijven, maar zelfs dat wordt je
tegenwoordig niet in dank afgenomen. U bent toch geen slager, zeggen ze dan, en dan zeg
ik nee dat ben ik niet maar ik kan het zo worden als je zo'n kreng binnenhaalt. Het is gek,
hun vriendjes en vrijers binden ze uit zichzelf aan die haken; daar hoef ik nooit wat van te
zeggen. Alleen met die honden, dan moet ik altijd maar weer gezag uitoefenen. Laatst was
er nog een klant die zag ik buiten al aan komen lopen met haar oude vader en een oude
hond. Ik dacht nog even, zo’n oude man, zo'n echte stokoude man, maar nee hoor...’
Op dat moment kwam de eerste man in een badjas binnen. De waardin veerde op en
gebaarde hem naar de deur waar privé op stond. Binnen een kwartier was nog een stuk of
tien mannen, in badjassen van verschillende snitten en kleuren, dezelfde weg gewezen.
Klanten waren er inmiddels ook steeds meer gekomen. De meeste waren van de leeftijd van
de waardin of wat ouder. Stuk voor stuk zagen ze er keurig uit, in lichte tweed of de wat
zwaardere kwaliteiten linnen of katoen. Sommige hadden een paar haarpunten een beetje
geblondeerd. Ze zaten rustig te praten en te drinken aan de diverse tafeltjes, en maakten
allesbehalve de indruk dat ze op iets of iemand zaten te wachten. 
Toen er uit de privédeur een optochtje van mannen in zwembroeken tevoorschijn kwam werd
er dan ook nauwelijks gereageerd en voorzover dat al het geval was was het met een blik
van verstoordheid. De mannen keken wat schichtig om zich heen en gingen haastig,
dringerig bijna, met zijn allen in de kuil in het midden zitten. De waardin gooide wat glazen
bier over ze heen en gebaarde in de ruimte om haar voorbeeld te volgen. Van sommige
                                                
1
Verschenen in de feestbundel n.a.v. het tienjarige bestaan van vrouwencafé Saarein in Amsterdam, 1988
Previous page Top Next page