Navigation bar
  Print document Start Previous page
 4 of 5 
Next page End 1 2 3 4 5  

Anneke van Baalen, ALICE MILLER EN DE OPVOEDING
4
konsentratiekamp. Een voormalig konsentratiekampgevangene zal van tijd tot tijd ook in een
situatie komen waarin hij voelt dat hij de totale afgrondelijkheid van zijn lijden destijds nooit
adekwaat kan overbrengen, dat de mensen zonder begrip, koel, gevoelloos, onverschillig en zelfs
ongelovig tegenover hem staan, maar hijzelf zal, afgezien van een enkele uitzondering, niet
twijfelen aan de tragiek van zijn belevenissen.' (pag. 117).
En, in een voetnoot bij deze passage:
'In het boek Folgen der Verfolgung (1980) van William G. Niederland krijgt de lezer een heel
indringend beeld van de niet-begrijpende omgeving van voormalige gevangenen, weerspiegeld in
de praktijk van een psychiatries adviseur.'
De miljoenen mensen die de konsentratiekampen niet overleefd hebben, de miljoenen
vermoorden, bestaan voor Miller niet en degenen die het wel overleefd hebben kunnen ook best
leven zonder dat iemand hen gelooft of begrijpt. Het grote slachtoffer van de nazitijd is Adolf Hitler!
Want die is in zijn jeugd mishandeld!
49 pagina's wijdt Miller uit over de zieligheid van Hitler en van andere nazibazen. Ze kónden
gewoon niet anders met zo'n jeugd! Zo had Göring, volgens Miller, veel liever zijn slachtoffers
opgevoed in plaats van ze te vermoorden, maar hij kon niet anders – want zijn vader was
weliswaar onderwijzer maar hij sloeg ook.
Naarstig sprokkelt Miller bewijsmateriaal bij elkaar. Om Hitler te begrijpen leest ze Mein Kampf en
allerlei biografen; als het materiaal tegenstrijdig is - geen nood want eigenlijk had Miller dat
materiaal niet nodig:
'Wanneer Jetzingers historische tegenwerpingen (tegen andere biografen dus, AvB) kloppen, en
er is geen reden daaraan te twijfelen, bevestigt hij met zijn 'bewijsvoering' mijn vaste overtuiging
dat Adolf niet pas als opgroeiende knaap, maar reeds als zeer klein kind, namelijk toen hij nog
geen vier jaar oud was, geslagen is. Eigenlijk zijn dergelijke bewijzen overbodig, want het hele
leven van Adolf Hitler is één groot bewijs daarvan.' (pag. 150, kursiveringen van Miller zelf).
De kleine Adolf moet mishandeld zijn, móet onzeker geweest zijn over de vraag of zijn grootvader
al dan niet joods was, móet last gehad hebben van een inwonende tante die een bochel had en
postuum het etiket 'schizofreen' opgeplakt kreeg en daarom móest de volwassen Hitler alle joden
uitmoorden en ook alle mensen met enig lichamelijk of geestelijk gebrek. Zo moet het nazisme
verklaard worden, aldus Miller, en bewijzen zijn daarvoor niet nodig.
Waarom doet ze dit allemaal? Voor een betoog dat het voor kinderen evenmin als voor
volwassenen goed is om gemarteld te worden, had ze de jeugd van Adolf Hitler niet nodig. Al die
krampachtige cirkelredeneringen zijn een afleidingsmanoeuvre. Niet alleen de slachtoffers moeten
worden weggewerkt - 'verdrongen', om Millers eigen begrippenkader te gebruiken - maar ook de
medeplichtigen.
Liever gezegd, de medeplichtigen krijgen we wel te zien, maar, het wordt eentonig, wederom als
slachtoffers, niet als verantwoordelijke mensen. Het enige wat Miller interesseert is dat ze door
hun entoesiasme voor het naziregiem misschien nu psychiese moeilijkheden hebben:
'Duitsers die als kind of puber de triomfen van het Derde Rijk hebben beleefd en zich op latere
leeftijd bezighouden met de eigen oprechtheid, zullen het daarmee bijzonder moeilijk hebben. Als
volwassene hebben zij vernomen wat de gruwelijke waarheid van het nationaal-socialistiese
systeem was, en deze kennis hebben zij intellektueel geïntegreerd. En toch leven in deze mensen
- vaak los van al die latere kennis - heel vroeg vernomen en met intense kindergevoelens
vernomen stemmen - liederen, toespraken, jubelende menigten - voort. In de meeste gevallen zijn
dergelijke impressies gepaard gegaan met trots, entoesiasme en blijde hoop. Hoe moet een mens
deze twee werelden - de emotionele kennis uit de kindertijd en de latere inzichten die daarmee in
strijd zijn - met elkaar in harmonie brengen zonder een belangrijk onderdeel van zijn zelf te
verloochenen?' (p. 138)
En naar aanleiding van een film over de nazitijd spreekt ze over 'de fascinatie van het begaafde
kind voor de muziek van Wagner, voor pracht en praal van militaire marsen, voor het emotioneel
geladen, onverstaanbaare geschreeuw van de Führer voor de radio.' In de spreekkamer van de
psychiater staat de wereld op zijn kop. Miller kan de problemen van haar patiënten alleen
oplossen 'wanneer men zich bevrijd heeft van het pedagogiese schema van beschuldiging en
verontschuldiging.' Verantwoordelijkheid en schuld als pedagogiese begrippen die met de
opvoeding afgeschaft moeten worden!
Previous page Top Next page