Navigation bar
  Print document Start Previous page
 4 of 21 
Next page End 1 2 3 4 5 6 7 8 9  

4
van het bestaan van verschillen tussen mensen gemaakt. Gebruikelijk was om Cham, de
verstoten zoon van Noach, te zien als voorvader van alle zwarte mensen. Die droegen de
vervloeking tot dienstbaarheid als een soort erfzonde met zich mee. Die 'erfzonde' werd
in latere tijden biologies geherinterpreteerd en tot 'raskenmerk' gemaakt, naar analogie
van goede of slechte eigenschappen die bijvoorbeeld gezien werden in paarden of honden.
De plaats van die eigenschappen werd gezocht in het bloed, zo dichtte Tollens in 1815:
'Wien neerlands bloed door d'adren vloeit, van vreemde smetten vrij, ...' Maar het zou nog
even duren eer de obsessie met 'vreemde smetten' en 'raszuiverheid' tot een wetenschap-
pelijk programma zouden worden omgebouwd.
Darwin
In Engeland had het Malthusiaanse overbevolkingsverhaal veel sukses gehad, ondanks de
kritiek. Halverwege de 19de eeuw werd het zelfs de grondslag voor een revolutie in het
wereldbeeld dat tot dan toe door het scheppingsverhaal bepaald was. Deze revolutie
werd tot stand gebracht door Charles Darwin in zijn 'The Origin of Species' van 1859
7
.
In het begin van de eeuw had Lamarck gesuggereerd dat de verschillende soorten planten
en dieren min of meer uit elkaar waren ontstaan. Hij had doorgedacht op het schema
waarin Linnaeus en zijn navolgers de 'natuur' geordend hadden, op grond van overeen-
komsten in bouw en uiterlijk. Deze overeenkomsten hadden iets te maken met
verwantschap, volgens Lamarck, en de verschillen moesten verklaard worden volgens
het principe dat aangeleerde eigenschappen overerfbaar waren. Dieren die iets nieuws
geleerd hadden, hadden dat via 'de erfelijkheid' overgedragen op hun nakomelingen.
In 1838 las Darwin, volgens zijn autobiografie
8
, Malthus' essay over de bevolking. Op dat
moment bedacht hij hoe de verschillende soorten op een andere manier uit elkaar hadden
kunnen ontstaan; via de 'overbevolking', niet alleen van mensen, maar ook van alle
soorten planten en dieren. De natuurwet die Malthus had ontworpen voor menselijke
samenlevingen werd door Darwin op de hele organiese wereld toegepast. Van alles was
er teveel; van alles moest een deel jammerlijk omkomen; van alles redde maar een deel het
om aan de voortplanting toe te komen. Dat deel onderscheidde zich - volgens Darwin -
van de omgekomenen doordat zij beschikten over iets wat die anderen niet hadden. Dat
'iets' zou dan weer overgeërfd worden door de nakomelingen, die - omdat die ook weer
met teveel zouden zijn - het zouden winnen of verliezen, afhankelijk van de hoeveelheid
'iets' die zij bezaten, en zo voort en zo voort. Op den duur, aldus Darwin, konden die ver-
schillende ietsen ertoe geleid hebben dat er een nieuwe soort plant of dier ontstaan was.
Het 'teveel' van Malthus werd dus door Darwin verabsoluteerd. Er waren teveel
individuen van iedere soort dan dat zij zich allemaal zouden kunnen voortplanten. Net als
bij Malthus, die het voorplanten - zij het met mate - wou reserveren voor de niet-armen,
zo kregen bij Darwin planten en dieren (en in laatste instantie ook mensen) ook
kwalifikaties mee, die hen tot al dan niet voortplantingsgeschikt bestempelden. Darwin
deelde de hele organiese natuur in in de twee kategorieën 'fit' en 'unfit'; binnen iedere
soort moest uitgevochten worden wie bij welke kategorie hoorde; dat was 'the struggle
for life', ofwel 'de strijd om het bestaan'.
Het konijn dat na het werpen der jongen opgegeten wordt was dus volgens Darwin een
konijn dat 'overleeft', een 'fit' konijn. Als het al eerder onder een auto gekomen was was
het 'unfit' en had het verloren in de 'strijd om het bestaan'. De scheiding in 'fit' en 'unfit'
had Darwin opgemerkt bij plantentelers en dierenfokkers. Die bleken ongewenste
eksemplaren uit bloem- of kraambed te verwijderen en door te fokken of te telen met de
gewenste eksemplaren: de appels met rode blosjes, de honden met hangoren en paarden
met allerhande bijzondere voorbenen en achterhanden. Menselijke aktiviteiten rond het
uiterlijk van hun planten en dieren werden door Darwin in 'de natuur' geprojekteerd.
                                                
7
C. Darwin, The origin of species by meand of natural selection or the preservation of 
favoured races in the struggle for life (1859) Mentor 1958
8
F. Darwin (ed), The autobiography of Charles Darwin and selected letters (1892)
Dover z.j.
Previous page Top Next page