Navigation bar
  Print document Start Previous page
 6 of 18 
Next page End 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11  

6
Bij Fichte was het Ik de wereld zelf; Hegel ontleende aan diens kritikus Schelling de
omkering daarvan: niet de natuur is het produkt van de geest, maar de geest is het produkt
van de natuur. De natuur is oorspronkelijk geest: natuur en geest, werkelijkheid en idealiteit
zijn in de diepe grond identiek. Daarom is de dialektiek tussen het Ik en het niet-Ik bij Hegel
niet een eigenaardigheid van het bewustzijn, van denken, maar een eigenschap van de
werkelijkheid.
Störig legt ons dan uit dat Hegel een diepere betekenis aan het begrip ‘synthese’ geeft:
‘In Hegels synthese worden these en antithese niet beperkt, maar ‘opgeheven’ – in de
drievoudige zin, die dit vooral in de Duitse taal heeft: ten eerste opgeheven in de zin van
terzijde gesteld (een wet wordt opgeheven); ten tweede in de zin van ‘bewaard, in reserve
gehouden’, derhalve niet vernietigd maar in een hogere eenheid bewaard en levend
gehouden; ten derde ‘opgeheven’, namelijk op een hoger niveau gebracht, waar zij niet meer
als uitsluitende tegenstellingen werken. Zo kan de wereldgeest zich dan door individuen en
volkeren heen verder ontwikkelen. Misschien denken die, dat ze hun eigen doelen nastreven
maar dat is een ‘list der rede’, die, boven deze ingebeelde doeleinden uit, het histories
noodzakelijke met de handelende personen als werktuig verwezenlijkt.’ (Störig II, 194)
Hegel zelf dacht dat in het Pruisiese absolute staatssysteem, waar hij de officiële filosoof
was, de voltooiing van de absolute geest bereikt was. Het individu kon door onderwerping
aan deze staat volmaaktheid bereiken.
De dialektiek hield daar echter niet op (Störig suggereert dan ook een list der rede). Ook
Hegel kon weer worden omgekeerd.
De wereldgeest op de voeten: Marx en Engels over de dialektiek
van arbeid en uitbuiting
Marx en Engels wisten immers, zoals bekend, Hegel zelf weer ‘op zijn voeten te zetten’. Zij
maakten daarbij gebruik van een andere omkering van het religieuze denken: die van
Feuerbach. Zijn materialistiese teorie stelde dat niet God de mens gemaakt heeft, maar
andersom. Marx en Engels kombineerden Hegel en Feuerbach tot histories-materialisme.
Dan is het niet meer juist om over De Mens te spreken; het gaat dan om konkrete mensen in
een konkrete historiese ontwikkeling. Niet de Wereldgeest ontwikkelt zich, maar de mensen,
in steeds veranderende omstandigheden. Die omstandigheden maken zij zelf, in hun
gemeenschappelijke arbeid.
De dialektiese ontvouwing van de Rede wordt dan de geschiedenis van de klassestrijd: de
strijd tussen de arbeiders en de uitbuiters over de arbeid en de verdeling van de opbrengsten
ervan.
De gebruikelijke liberale kritiek op het marxisme is dat door Hegels begrippen een religieus
element is binnengesmokkeld. Het marxisme is geen wetenschap, het is een geloof omdat
niemand kan bewijzen dat de geschiedenis zich via tegenspraken heeft ontwikkeld. Het is
niet alleen onwetenschappelijk, het is ook gevaarlijk: omdat het meent overal uitspraken over
te kunnen doen, is het noodzakelijkerwijs totalitair.
Van deze bezwaren zijn we niet zo ondersteboven. Ook de burgerlijke, empiriese
wetenschappen hebben overal een mening over – omdat ze ‘er onderzoek over gedaan
hebben’. En als je dan kijkt op welke veronderstellingen dat onderzoek berust, heb je heel
wat geloof nodig om de resultaten nog serieus te nemen. Verder is voor martelingen en
konsentratiekampen geen marxistiese rechtvaardiging nodig; kennisteoreties relativisme
garandeert helaas geen vrijheid van denken en handelen; integendeel, het gebrek aan
overzicht en de door de positivistiese wetenschap gepropageerde fragmentarisering van de
werkelijkheid, bemoeilijken ieder systematies verzet. Natuurlijk zit er een spekulatief element
in iedere teorie die van de mogelijkheid tot verandering uitgaat – je kunt nooit bewijzen dat
het beter kan. Maar als je ervan uitgaat dat de geschiedenis door mensen gemaakt is, is er
geen reden om ervan af te zien die geschiedenis te begrijpen. Begrijpen is het zoeken naar
oorzaken en gevolgen; een teorie die ervan uitgaat dat juist de onvolmaaktheid der
verhoudingen een belangrijke oorzaak is voor hun verdere ontwikkeling – dat is waar de
Previous page Top Next page