Navigation bar
  Print document Start Previous page
 1 of 8 
Next page End 1 2 3 4 5 6  

1
ANNEKE VAN BAALEN
De Hoge Raad en de administratieve
huwelijksoplegging
De strijd van bijstandsvrouwen voor hun mensenrechten speelt zich het laatste jaar
grotendeels binnenskamers af: niet in confrontatie met bedreigde wethouders en
gewelddadige politiemannen, maar netjes in de wandelgangen van het parlement en de
papieren doolhoven van administratief beroep en civiel proces. De actievoerende vrouwen
hebben hun argumenten per pamflet en interview aan de bevolking meegedeeld, hun
juridische zusters hebben ze aangepast aan de ogen van rechters en parlementariërs² - daar
zijn we wel veel uitvoeriger van geworden, maar zijn rechters en parlement inderdaad
overtuigd? Het parlement heeft het voordeel dat het uit veel partijen bestaat die met elkaar
zoveel bladzijden kunnen vullen dat niemand er meer een touw aan vast kan knopen. Ik heb
geprobeerd de kamerhandelingen over het nieuwe art. 5a in de ABW, waarin
samenwonenden als een gezin worden opgevat, allemaal te lezen, maar ik ben verstrikt
geraakt in de hele stelselherziening van de sociale zekerheid. Volgens Riki Holtmaat hebben
de media uit al die discussies juist over de kwestie ‘of de bijstandsvrouw een LAT-relatie
mag hebben’ geheel verkeerde conclusies getrokken.³
De rechter heeft het minder gemakkelijk dan het parlement bij het leggen van rookgordijnen.
Soms is het geval zo duidelijk dat iedereen kan begrijpen of hier onrecht is geschied. Dat
was zo bij het arrest van het Hof Amsterdam over ‘spionage en verraad in Edam’, dat de HR
op 9 januari jl. heeft vernietigd (RvdW 1987, nr 18). Een adjunctdirecteurvan de sociale
dienst die vijf jaar lang een buurvrouw in de gaten houdt; aantekeningen houdt over haar
mannelijk bezoek; herhaaldelijk interne memo’s stuurt dat mevrouw een relatie heeft met
haar bezoeker en dat op grond daarvan hercontrole moet plaatsvinden; met na vijf jaar
succes: intrekking van haar bijstandsuitkering (die vervolgens in administratief beroep in
twee instanties
4
weer is toegekend) - als de rechter daar niets onbehoorlijks in ziet, maakt
dat ook buiten feministische kringen een wonderlijke indruk. De Hoge Raad stond, nu het Hof
zich lichtzinnig aan zijn verantwoordelijkheid had onttrokken, voor de taak de façade van de
rechtsstaat weer op te kalefateren. Zou het mogelijk zijn déze mevrouw gelijk te geven,
zonder een precedent te scheppen ten aanzien van de fraudebestrijding in het algemeen en
de controle van bijstandsvrouwen in het bijzonder? Ten dele is dit de HR gelukt. Mevrouw
Grümbock krijgt een klein, krenterig gelijkje: het arrest van het Hof wordt vernietigd, haar
tegenpartij in de proceskosten veroordeeld. De eer is gered. Maar zij wordt wèl
teruggezonden naar de feitelijke rechter, die alles nog maar eens moet afwegen.
Een vrouwenhand is gauw gevuld: mevrouw Grümbock blij, de advocates blij, iedereen blij -
ik ook. Stel je voor dat de HR het arrest van het Hof in stand had gelaten! Dat arrest
kenmerkt zich namelijk door een soort juridisch cynisme, dat de parallel is van een no-
nonsense beleid dat helemaal niet doet alsof het de armen fatsoenlijk wil behandelen. De HR
heeft zich veel meer moeite gegeven en in elk geval de schijn van burgerrecht gered, maar
de vraag is of de mate waarin de Raad de praktijk van de tandenborstelcontrole wil ontzien,
niet toch ook weer tot kronkelredeneringen heeft geleid.
                                                
1
De Hoge Raad en de administratieve huwelijksoplegging verscheen in het NJB, 13 juni 1987.
2
Zie o.m. C.E. Passchier, Van eenheid tot onenigheid, Nemesis 1985, p. 262 v, R. Holtmaat, Eén plus één is eenheid, NJB
1986, p. 152 v., L. Andringa, Samenwoners of woningdelers, Nemesis 1986, 162 v., C.J. Smitskam, Het begrip economische
eenheid in de bijstandswetgeving, Wetenschapswinkel Tilburg 1986, D. Pessers, De positie van bijstandsmoeders en art. 8
EVRM, NJB 1986, afl. 10
3
Holtmaat (noot 1) p. 158
4
Zie KB 10 juli 1986, no 137, waarover G. van Driem, Nemesis 1987, p. 23
Previous page Top Next page