Navigation bar
  Print document Start Previous page
 2 of 9 
Next page End 1 2 3 4 5 6 7  

2
1. Iedereen die zegt dat het Verlichtingsdenken onjuist is heeft gelijk, als zij daarmee het
denken bedoelt dat de geschiedenis reduceert tot elkaar opvolgende en uitsluitende fasen
(‘Stufen’) van een voortschrijdende ontwikkeling.
Iedereen die zegt dat het denken van Marx en vooral van Engels (Ursprung) door dit
fasendenken in ernstige mate is bedorven heeft ook gelijk.
En iedereen die zou zeggen (bij mijn weten tot nu toe niemand) dat Geschiedenis van de
vrouwentoekomst in het voetspoor van Engels aan hetzelfde euvel lijdt, eveneens.
2. Aanknopingspunten voor dit standpunt hadden we na 1980 al in de humanistiese Marx-
interpretatie gevonden: Alfred Schmidt
6
stelde ons op de hoogte van de niet tot menselijke
betrekkingen reduceerbare weerbarstigheid van het objekt (in de reader hooggehouden door
Hilary Rose
7
) en Herman van Erp vouwde deze in Het kapitaal tussen illusie en
werkelijkheid’
8
weer uit tot de gebruikswaarde in het algemeen en de verdrongen
voorgeschiedenis en reële basis van het kapitaal, dat zich steeds maar als eeuwig bestaand,
alomtegenwoordig en absoluut waterdicht wil presenteren (en daarom, op het nivo van de
totalitaire illusie, door Marx als sprekend en willend subjekt wordt ingevoerd). Ook hier kwam
echter geen vrouw voor en bleef de steun voor enige, niet tot strukturen reduceerbare,
weerbarstige individualiteit, bij de erkenning van een verder niet tot begrip te brengen
marginaliteit - de gebruikwaarde is immers zowel biologies als histories bepaald, en heldert
zich slechts in het ruilwaardecircuit op - steken.
3. Hierdoor ontmoedigd beperkte ik mij voorlopig maar tot ‘empiricisme’, maar wel met
hetzelfde oogmerk. Voor een (verplicht) proefschrift ben ik namelijk bezig Webers
burokratieteorie te kritiseren op de ontkenning van nog steeds bestaande pre-burokratiese
heerschappijvormen: patriarchaat en feodalisme, in het algemeen standsorganisaties ter
monopolisering van eer en rijjkdom en zo tot het bewijs van’echte mannelijkheid’. Dit werkt
dus ter ondermijning van Geschiedenis van de vrouwentoekomst (zie punt 1), in die zin dat
de daar veronderstelde ‘manschappij’ toch hoofdzakelijk als burokratie werd gedefinieerd, en
de verbanden van mannen ter monopolisering van eer (mannelijkheid) en vaderschap (bezit
van vrouwen, kinderen, auto’s, vee en slaven) slechts literair te voorschijn konden worden
gebracht (wel regelmatig met de door Irigaray beoogde effekten bij de lezersters).
4. Rose en Harvey moedigen mij echter nu aan Weber toch eens aan een rechtstreekse
marxistiese kritiek te onderwerpen. Deze luidt als vanouds o.m.: een sociologie die
heerschappij als de enige menselijke betrekking beschouwt die a. bewust en b. permanent
genoeg is om door een ‘verstehende’ sociologie (die menselijk handelen begrijpt en
voorspelt omdat en voorzover mensen elkaars handelen begrijpen en voorspellen)
onderzocht te worden, zal nooit een samenleving zonder heerschappij vinden; is dus een
tautologie.
Weber heeft zelf één zin aan dit probleem gewijd, namelijk dat zijn sociologie, die zich op de
bewuste handelingsoriëntaties van mensen baseert, zijn grens vindt bij het bestaan van
onbewuste rationaliteiten in het handelen, zoals die verondersteld worden in de teorieën van
Marx, Freud en Nietsche
9
. Nietsche is voor vrouwen niet aantrekkelijk: hij verklaart al onze
morele superioriteit uit ‘ressentiment’, dus uit verdrongen wraakgevoelens (Weber is ons te
hulp geschoten en noemt dit moralisme ‘negatieve standseer’; zie Het Orgaan nr 3
10
).
De ekonomiese mechanismen die zich ‘achter onze ruggen’ voltrekken en de onbewuste
herinneringen, die wij in ons onderbewustzijn omtrent onze verhoudingen met onze
familieleden schijnen te bewaren, kunnen wij echter, zoals gezegd, niet missen, willen wij
iets begrijpen.
5. Wij moeten dus een politieke ekonomie hebben die niet stilstaat bij de grenzen van leeftijd
en geslacht, en evenmin vrouwen, door elkaar geklutst met de overlappende groepen
‘mensen van huidskleur’ of zelfs ‘mensen met een andere seksuele oriëntatie’, in een
                                                
6
Alfred Schmidt, Der Begriff der Natur in der Lehre von Marx, EVA, Frankfurt a.M., 1978
7
Hilary Rose, Hyper-reflexiviteit een nieuw gevaar voor de tegen-bewegingen. In Krisis, nr 4, 1981
8
Herman van Erp, Het kapitaal tussen illusie en werkelijkheid. Dialektiese begripsontwikkeling en historisch realisme in Marx’
analyse van het kapitalisme. SUN, Nijmegen, 1982
9
Max Weber, Ueber einige Kategorieen der verstehenden Soziologie (1913) GAzW p. 427 vlgg
10
Anneke van Baalen, De vrouwenbeweging en de negatieve standseer. In Het Orgaan, intern tijdschrift van de sociëteiten in
de Bonte-Was-ruimte, nr 3, december 1990
Previous page Top Next page