Navigation bar
  Print document Start Previous page
 5 of 11 
Next page End 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10  

5
formele, parlementaire demokratie en de partikuliere organisaties verdeeld was. Beide
groepen vonden dat de verenigingen, de ‘corpora’ meer macht moesten krijgen; met name
de organisaties van werkgevers en werknemers moesten een deel van de wetgevende
macht van het parlement overnemen om het ekonomies leven te regelen. De
volksvertegenwoordigers hadden daar toch geen verstand van.
15
Zo kon weer een paus een groeiende konsensus uitdrukken, in de encykliek ‘Quadragesimo
Anno’, die veertig jaar na Rerum Novarum verscheen. De staatsleer van het korporatisme,
een hiërarchiese opbouw van autonome maatschappelijke ‘Corpora’ of ‘Lichamen’ werd voor
de toekomst aanbevolen. In Italië hadden de fascisten inmiddels zo’n systeem van bovenaf
ingevoerd om diegenen die zich nog maar steeds niet wilden verzoenen uit te schakelen. De
paus had weliswaar de voorkeur gegeven aan een vanuit de basis, als het ware organies
gegroeid korporatisme, maar hij zag geen wezenlijk verschil met het korporatisme van
Mussolini. De duitse nazi’s lieten iedere schijn van spontaniteit varen en stelden hun eigen,
volgens het Führerprincipe geleide bedrijfsgroepen in.
Ondanks het onmiskenbare verband tussen korporatisme en fascisme bleek het
korporatisme na de oorlog niet uit de mode geraakt.
16
ls In Nederland verwachtten ook de
sociaal-demokraten er veel van en zij werkten loyaal mee aan de opbouw van een
Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie, met de Sociaal Ekonomiese Raad aan de top, waarin
werkgevers, erkende werknemersorganisaties en overheid tot overeenstemming konden
komen over in de praktijk vrijwel altijd bindende adviezen aan de regering. De
publiekrechtelijke organisatie van het grote bedrijfsleven mislukte omdat de industrie de
handen vrij wilde houden; slechts landbouw en kleinbedrijf lieten zich in produkt- en
bedrijfsschappen onderbrengen en vervolgens ‘saneren’.
Een dergelijk systeem wordt neo-korporatisties genoemd, omdat de SER officieel geen
wetgevende macht heeft. Wie echter niet erkend wordt - zoals de door kommunisten,
katolieken en sociaal-demokraten na de oorlog opgebouwde Eenheid VakCentrale
17
, of
allerlei linkse haven- of bouwvakkersbonden - en dus niet aan de overleggen mag meedoen,
heeft in de praktijk niets te vertellen en is materieel even goed aan de overleggen gebonden
als wanneer die wél wetgevende macht zouden hebben.
Industrial relations
In de Verenigde Staten ging alles een beetje anders. De katolieke kerk had er, als kerk van
arme immigranten, nauwelijks macht. De staat moest er helemaal nog opgebouwd worden,
zonder een burokratiese erfenis van het absolutisme, en de vrijheidslievende avonturiers
hadden er aanvankelijk grote bezwaren tegen om kontinentale systemen over te nemen.
Later hielden de rechters, op grond van het grondwetsartikel over vrijheid van eigendom, de
opbouw van het verzorgingswezen tegen. De vakbonden hadden geen marxistiese traditie
van langzame voorbereiding van de revolutie, maar voerden eerder aktie voor verbetering
van de positie van hun leden in bedrijf of bedrijfstak, zonodig in samenwerking met de mafia.
Vrouwenorganisaties droegen een deel van het sociale werk - mits de armen niet te zwart of
anderszins te ongewenst waren - op vrijwillige basis.
Partikulier initiatief dus, alom. Vandaaruit ontwikkelden zich dan ook de vormen van sociale
beheersing die ook in West-Europa de oude hiërarchiese werkwijzen van kerk en staat
zouden gaan vervangen. De noodzaak daartoe ontstond juist in de modernste sektoren van
het bedrijfsleven, waar het lopende bandsysteem verzet van de arbeiders opriep en de
arbeidsproduktiviteit niet naar wens liet groeien. Allerlei nieuwe sociale wetenschappen
wierpen zich op het verbeteren van ‘de industriële verhoudingen’. De grote ontdekking van
de ‘industrial relationsschool’ was dat de arbeider opgevat moest worden, niet als een
individu, maar als lid van een spontaan op de werkplek gevormde groep met eigen normen
en waarden.
                                                
15
Winkler Prins Encyclopedie, 8
e
druk, bijCorporatisme; W. Banning, Hedendaagse sociale bewegingen, Deventer 1938, 4
e
dr.
1964
16
J. Rogier, Een zondagskind in de politiek, Nijmegen 1961/1980
17
P. Coomans. T. de Jonge en E. Nijhof, De Eenheidsvakcentrale (EVC) 1943-1948, Tjeenk Willink, Groningen 1976
Previous page Top Next page