Navigation bar
  Print document Start Previous page
 3 of 7 
Next page End 1 2 3 4 5 6 7  

3
Daarvoor zijn we - voorlopig - op mannen aangewezen. Zij zijn immers al veel langer bezig te
onderzoeken hoe de wereld in elkaar zit. Daarbij vinden ze ook wel eens iets waar wij iets
aan hebben, al weet je nooit of ze het wel zo bedoeld hebben. Iedere teorie die onze eigen
ervaringen verheldert helpt ons echter weer wat verder. Mij is van alles duidelijk geworden
door de nieuwere biologische teorieën over het ontstaan van menselijke samenlevingen.
Daarom vat ik hier enige stellingen uit Desmond Morris, De mensentuin en Wolfgang
Wickler, De aard van het beestje, heel beknopt samen.
Eens, heel lang geleden, zijn vrouwen buiten de samenleving gesloten. Dat is waarschijnlijk
in de tijd geweest dat onze apen-voorouders in hiërarchisch georganiseerde groepen zijn
gaan leven, die een territoir veroverden op en verdedigden tegen de buitenwereld -
misschien omdat ze van de veilige bossen, waar de vruchten zomaar aan de bomen hingen
en ieder zich kon verstoppen als er gevaar dreigde, naar de vlakten moesten verhuizen. Ze
werden roofdieren die in groepen jaagden. Daarbij kwam dat het steeds langer ging duren
voordat de jongen volwassen waren. Dat hangt ook met het vorige samen. Als de sociale
mechanismen ingewikkelder worden, duurt het langer om ze te leren. Deze ontwikkeling
versterkt zichzelf nog meer. Hoe groter de veroveringszucht wordt, des te hiërarchischer en
ingewikkelder de organisatie, des te langer de jeugd. Hoe groter de sociale spanningen die
op de mannen in de hiërarchie worden uitgeoefend, hoe groter de veroveringszucht. Want
het waren alleen de mannen die in de jagershiërarchie georganiseerd konden worden. De
vrouwen moesten thuis blijven om op de jongen te passen.
Bij de opbouw van de hiërarchie en het onderwerpen van de vrouwen is van eenzelfde
middel gebruik gemaakt: de sexualiteit, in de vorm van “status-sex.” Het signaal waarmee
het vrouwtje haar achterste aanbiedt om te paren, wordt teken van onderwerping - ook van
een lagere man over een hogere. Het gebaar waarmee een mannetje een vrouwtje beklimt
wordt een teken van overheersing - ook van een hogere man over een lagere. De
opgeheven penis gaat fungeren als dreigement, als machtsvertoon. Bavianen hebben
daarvoor een felrode penis en blauwe ballen. Hun schildwacht toont een erektie als dreiging.
Volgens Morris bestaat deze “status-sex” ook in de moderne samenleving en heeft zich daar
zelfs tot super-sex ontwikkeld. Wij leven namelijk niet meer in kleine stammen. De
ontwikkeling van de landbouw heeft het verhandelen van overschotten mogelijk gemaakt,
waardoor een elite ontstond die vrijgesteld was van produktie. Er ontstonden steden en
superstammen, waarin niemand meer door vriendschappelijke gevoelens jegens de anderen
geremd werd. Superstammen moeten geleid worden door superleiders, die tyrannie
uitoefenen over groepen onderworpenen. De vrouwen zijn daarvan het slachtoffer (Morris
blz. 111):
“Het is een onaangenaam maar overduidelijk feit dat hoe groter de behoefte aan mannelijke
ego-versterking is, hoe drastischer de maatregelen worden; hoe groter de vernedering en het
geweld, des te groter is ook de ego-versterking.” “Maar onder de zware statusdruk van het
superstambestaan waar maar weinig dominanten en veel onderdrukte ondergeschikten zijn,
leiden sadistische gedachten en fantasieën een bloeiend bestaan.” 
De mannelijkste vorm van sadisme is verkrachting. Een zwakkere man moet met
exhibitionisme genoegen nemen.
Al deze verschijnselen vinden we in bovengenoemde boeken beschreven. Germaine Greer
begint haar hoofdstuk over Afkeer en walging met de zin:
“Vrouwen hebben er geen idee van hoe erg mannen hen haten.” 
Ter illustratie geeft ze enige bladzijden gruwelijk materiaal en nog een hoofdstuk vol
scheldwoorden (ik ben erg benieuwd naar de vertaling daarvan - zouden wij er ook zoveel
hebben?).
Esther Villar beschrijft de statussex vrij lakoniek. Volgens haar geeft de man zichzelf cijfers
overeenkomstig het aantal keren dat hij achter elkaar klaar komt; als hij seksueel tot niets in
staat is voelt hij zich nergens toe in staat (blz.66). Zij weigert echter zich te laten intimideren:
“De erectie van het mannelijke lid is voor de vrouw zoiets bespottelijks, dat zij er nauwelijks
geloof aan kan hechten als zij er voor het eerst van hoort.” (blz. 81).
Previous page Top Next page