Navigation bar
  Print document Start Previous page
 3 of 4 
Next page End 1 2 3 4  

3
Evenals de radikale terapie hebben vormings- en welzijnswerk tegenwoordig de officiële
strekking om ‘de onderdrukten bewust te maken en tot strijd aan te sporen’. Aan het eind van
de jaren zestig hadden de sociale akademies namelijk het socialisme ontdekt. In 1971
ontdekten ze ook het feminisme. Vrouwen van een Amsterdamse sociale akademie
begonnen een praatgroep om elkaar warmte en steun te geven. Enige tijd deden de
aanstaande welzijnswerksters zelfs mee aan de radikale vrouwenbeweging, maar kort na de
oprichting van het Amsterdamse Vrouwenhuis in 1973 verdwenen ze weer: de fem-soc
ontstond. In samenwerking met volkshogescholen werden metodieken ontwikkeld om
‘gewone vrouwen bewust te maken’: de basis voor het ‘werken met vrouwen’ als
beroepspraktijk was gelegd. Vrouwen van de universiteit sloten zich aan: zij zouden in
‘vrouwenstudies’ de teoretiese legitimatie voor deze technieken gaan ontwikkelen (dat deze
teorieën voornamelijk uit systematiese ontkenning van radikaal-feministiese inzichten bestaat
is weer een ander verhaal; de hoofdzaak is dat de femsoc-stelling dat vrouwen niet alleen
door mannen maar ook door ‘het kapitalisme’ worden onderdrukt, tot de praktiese konklusie
leidt dat vrouwen samen met mannen tegen het kapitalisme moeten vechten, wat dan weer
door het feminisme wordt uitgesloten, met het gevolg dat ze dan maar helemaal niets doen
behalve hun eigen beroepsbelangen behartigen).
Solidariteit
Omdat de vrouwen in vormingswerk, hoger onderwijs en terapie-industrie ook sterke banden
hebben met de vrouwen in progressieve en ‘feministiese’ media – zo sterk dat we het geheel
in de vorige Vrouwenkrant een maffia genoemd hebben – is het een wonder dat er nog iets
van een radikale vrouwenbeweging bestaat. Alleen op het gebied van de strijd tegen porno
en seksueel geweld bestaat er nog een voortdurende wisseling van anonieme groepjes, die
steeds op andere plaatsen de strijd aanbinden, maar die zijn over het algemeen te
anarchisties om zich te verbinden met de strijd die op andere punten gevoerd wordt. Op de
andere punten zijn nog alleen wat vaste groepen met duidelijk omschreven bezigheden en
een tamelijk gesloten karakter overgebleven.
De overgrote meerderheid van de vrouwen die door de impulsen van de radikale
vrouwenbeweging ontdekten dat zij onderdrukt zijn, is òf alleen aktief in de eigen huiselijke
omgeving, òf in vrouwengroepen binnen manschappelijke instituties: op het werk of in
politieke partij of vakbond – en niet om daar samen aktie te voeren, maar om samen te
praten over persoonlijke problemen met het ‘vrouw-zijn’, samen te aarzelen en te twijfelen:
wel of niet een man, wel of niet een kind, wel of niet hoge hakken en oog-make-up. Aarzeling
en twijfel worden dan vervolgens opgevat als verzet, als het bekritiseren van bestaande
vanzelfsprekendheden. En daarbij wordt vergeten wat we in 1971 zo goed zagen: dat
aarzeling, twijfel en gespletenheid (de ‘vrouwelijke schizofrenie’) juist het toppunt van
vrouwelijkheid zijn, de vorm waarin mannen ons willen drukken – en dat de enige manier om
daaruit te breken gemeenschappelijke woede is. ‘Woman is beautiful’ betekent dat we van
elkaar leren houden, elkaar moeten leren waarnemen en waarderen – niet dat er aan
vrouwen op zichzelf iets mooi is. Want zelfs het zorgzame gedrag waardoor vrouwen zich
van mannen onderscheiden is niet voor vrouwen bestemd, maar voor mannen. Als je met
vrouwen gaat samenwerken moet je helemaal overnieuw beginnen met zorgzaam gedrag
voor elkaar aan te leren. Dat is die beroemde solidariteit waar we het vroeger altijd over
hadden.
Solidariteit is een mannelijk begrip. Het verwijst naar de broederlijkheid in de strijd voor de
gemeenschappelijke belangen. Wie denkt dat mannen akelig met elkaar omgaan moet beter
opletten hoe solidair ze zijn als we één van hen aanvallen – al die verlichte geesten, die
zeggen dat ze zelf niet van porno houden maar dat het censuur zou zijn om andere mannen
hun plaatjes af te pakken, zijn maar een voorbeeld. De banden tussen mannen zijn zo sterk
omdat ze onpersoonlijk zijn, objektief gegeven, niet afhankelijk van persoonlijke voorkeur of
sympatie. In de praatgroepen leerden we daarom ook om persoonlijke voorkeuren en
antipatieën te overwinnen, om ons aan vaste regels te houden en allemaal om de beurt de
notulen te maken, om geheimhouding te bewaren over wat er verteld werd. Allemaal gewone
Previous page Top Next page