Navigation bar
  Print document Start Previous page
 2 of 2 
Next page End 1 2  

2
Harberts had er weinig zin in, schrijft ze. Ze was altijd al bang geweest voor ziekte en dood
en met de stapel uitgetypte bandopnamen kon ze ook niets beginnen: ‘Het materiaal was
alsnog chaotisch, van de hak op de tak en vooral veel te privé. Wat moest ik bij een
eventuele publikatie met al die details over ouders, kinderen en vriend? Met al dat fulmineren
tegen dierbaren die tekortschoten, tegen personen die niet aan Joke’s verwachtingen
beantwoordden? Sterven was geen privé-aangelegenheid, maar had te maken met de
mensen om je heen en onderlinge verhoudingen. Joke kon niet vertellen hoe zij doodgaan
beleefde zonder daar anderen in te betrekken.’ Maar ze wilde Smit niet in de steek laten: als
kind was zij gaan kamperen toen haar grootmoeder stierf, dat zou haar niet nog eens
overkomen. Daarom deed zij een ander voorstel: gesprekken op de band zetten volgens van
te voren afgesproken onderwerpen.
Zo reisde Harberts nu iedere vrijdagavond met de bandrecorder naar het ziekbed: want ook
haar gaven als interviewster konden nuttig worden gemaakt om Smits biografie vast te
leggen ‘voor het archief’. En zo kon zij dan ook, voor het eerst, meemaken hoe iemand sterft
en haar eigen angst proberen te overwinnen.
Toen Smit echter eenmaal dood en volgens haar eigen scenario begraven was restte nog
steeds de belofte. Er moest een boekje komen. ‘De vorm is zeker anders geworden dan hun
destijds voor ogen stond,’ zegt de achterflap, ‘maar door de afstand van de tijd is het beeld
dat Marijke Harberts van Joke Smits laatste levensjaar oproept, essentiëler en indringender
geworden.’ 
Tja. Het beeld dat Harberts het duidelijkst schildert is dat van haarzelf, de weergegeven
gedachten zijn haar eigen gedachten over ziekte en dood, ontwikkeld aan Joke Smit, die
steeds weerlozer in bed ligt - maar ongebroken in haar kwaadheid en ergernis. Het is
Harberts’ verdienste te laten zien dat de fasen die de stervensbegeleiding het slachtoffer
voorschrijft voor Smit in elk geval niet opgingen. Zoals die zei: ‘Alleen maar hooggestemde
teksten over aanvaarding en sereniteit. Allemaal prietpraat.’
Harberts heeft door subtiliteit en distantie geprobeerd aan de prietpraat te ontkomen en dat
is haar grotendeels gelukt. Zij heeft geprobeerd Smits ergernis te respekteren zonder de
nabestaanden te kwetsen - men voelt hen over haar schouder meelezen - en een elegant
kompromis gevonden met maar iets te veel schouderklopjes voor de vriend die volgens Smit
zo tergend langzaam was met alles. Maar een indringend beeld? Men voelt Smits
weerbarstigheid, men voelt hoe ze haar medewerksters vertederde, zonder dat die eigenlijk
begrepen waarom. Maar wat zich toch het sterkst aftekent is de skepsis, de twijfel over het
nut van Smits aktiviteiten, het lijdelijk verzet, de tegenzin tegen haar eeuwige gewerk, die
haar omringden. Het zal voor de eventuele biograaf nog een heel werk zijn Smit daaronder
vandaan te spitten. Ik hoop in elk geval dat die vijftig bladzijden chaoties gekanker zorgvuldig
bewaard worden.
Previous page Top Next page