Navigation bar
  Print document Start Previous page
 7 of 15 
Next page End 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12  

7
De verzoening
Het is duidelijk dat een teorie waarin uitgegaan wordt van zielige onderdrukkers vol met oude pijn
de revolutie door de onderdrukten niet als uitkomst zal hebben. Sterker nog, het co-counsel wezen
gaat er gewoon van uit dat 'onderdrukten' helemaal niet echt onderdrukt worden. Die
onderdrukking zit in henzelf, is geïnternaliseerd, is een 'patroon', dat 'ontladen' kan worden. Dan
houdt de onderdrukking vanzelf op.
De boodschap van Jackins aan onderdrukkers en onderdrukten om zich met elkaar te verzoenen
lijkt zeer nadrukkelijk op de boodschap van een echte paus, die het als het doel van de katolieke
kerk zag om Kapitaal en Arbeid met elkaar te verzoenen. In 1891 verscheen de encykliek 'Rerum
Novarum' van de hand van paus Leo XIII. Het was de tijd waarin de arbeiderstersbeweging
werkelijk macht leek te krijgen. Leo XIII gebruikte de woorden van het socialisme zelf om de wind
uit de zeilen van die beweging te krijgen: zo begint de encykliek, na de kop 'Rechten en plichten
van kapitaal en arbeid':
'Dat de geest van revolutionaire veranderingen, die al lange tijd de naties van de wereld verstoord
heeft, de sfeer van de politiek heeft overstegen en zijn invloed heeft doen voelen in de verwante
sfeer van de praktiese ekonomie, is niet verrassend. De elementen van het konflikt dat nu woedt
zijn onmiskenbaar in de grote uitbreiding van industriële ondernemingen en de fantastiese
ontdekkingen van de wetenschap; in de veranderde relaties tussen patroons en werklieden; in de
enorme fortuinen van een klein aantal individuen en de uiterste armoede van de massa's; in de
toegenomen zelfstandigheid en de nauwere wederzijdse verbinding van de werkende klassen;
zoals evenzo, tenslotte in de heersende morele verwording... (...)
We zien hoe dan ook duidelijk - en daar bestaat algemene overeenstemming over - dat snel enige
geschikte remedie gevonden moet worden tegen de ellende en het leed die zo onrechtvaardig op
de meerderheid van de werkende klasse drukken; want de oude werkliedengildes werden vorige
eeuw afgeschaft, en geen andere beschermende organisatie heeft hun plaats ingenomen.
Door openbare instellingen en door wetten werd de oude religie opzij gezet. Vandaar dat het
beetje bij beetje zover gekomen is dat werklieden geïsoleerd en hulpeloos uitgeleverd zijn aan de
hardvochtigheid van de werkgevers en de gulzigheid van de ongekontroleerde kompetitie. Het
kwaad is nog toegenomen door roofzuchtige woeker, die, hoewel meer dan eens door de Kerk
veroordeeld, toch, onder een andere vermomming nog steeds beoefend wordt door begerige en
hebzuchtige lieden. Hier moet aan worden toegevoegd dat het huren van arbeidskracht en het
bedrijven van handel gekonsentreerd zijn in de handen van relatief weinigen; zodat een klein
aantal zeer rijke lieden in staat zijn geweest om de wemelende massa's van werkende armen een
juk op te leggen dat weinig beter is dan het juk van de slavernij.'
In zijn diagnose van de ellende hield de paus in grote lijnen dus de socialistiese lijn aan. Maar zijn
terapie luidde wel wat anders:
'De grote vergissing die betreffende de zaak die wij nu onder beschouwing hebben, gemaakt
wordt, is om mee te gaan met de opvatting dat een klasse van nature vijandig staat tegenover een
klasse, en dat de rijke en de werkende lieden van nature bestemd zijn om in wederzijds konflikt te
leven. Deze visie is zo irrationeel en zo fout dat precies het omgekeerde waar is. Precies zoals de
symmetrie van het menselijk lichaam het resultaat is van de gepaste ordening van de
verschillende delen van het lichaam, zo wordt in een staat door de natuur verordend dat deze
twee klassen in harmonie en overeenstemming moeten leven, teneinde het evenwicht van het
staatslichaam te handhaven. Ieder heeft de ander nodig: kapitaal kan niet zonder arbeid, noch kan
arbeid zonder kapitaal. Wederzijdse overeenstemming heeft de schoonheid van een goede orde,
terwijl een voortdurend konflikt noodzakelijkerwijs verwarring en woeste barbarij voorbrengt. Om
een dergelijk streven te voorkomen en om het te ontwortelen, beschikten de christelijke
instellingen over een veelvuldige en fantastiese doelmatigheid. Op de eerste plaats bestaat er
geen machtiger bemiddelaar dan de religie (waarvan de Kerk zowel tolk als bewaker is) bij het
naar elkaar toetrekken van de rijken en de werkende klasse, door iedereen te herinneren aan zijn
plichten ten aanzien van de ander, en in het biezonder aan hun plichten van rechtvaardigheid.'
En nu Harvey Jackins, in een rapport aan de wereldkonferentie van 1982 (PT 47,11):
Previous page Top Next page