Navigation bar
  Print document Start Previous page
 2 of 4 
Next page End 1 2 3 4  

2
zo goed en zo kwaad mogelijk door elkaar geklutst met kleine verhaaltjes over dat strelen en
zwemmen ook fijn zijn, en met teoretiese stukken over wat er dan mis was met het mannelijk
seksueel gedrag en hoe de (vrouwelijke) seks dan misschien wèl prettig zou kunnen zijn.
Eigenlijk kwam het stuk waarin één van de schrijfsters verbitterd schreef dat ze niet wilde
schrijven maar vrijen, nog het dichtst bij wat Foucault beschrijft: op de één of andere manier
was het schrijven over seks een vorm van seksuele onderdrukking geworden. Maar ook zij
dacht dat de seksualiteit alleen maar bevrijd hoeft te worden om een bron van lust te worden
die de dagelijkse onderdrukking zou kunnen doen verdampen.
Het ligt ook zo voor de hand om dat te denken. Het soort demokratieën waarin wij leven is
gebaseerd op de rechten op ‘lichaam, leven en het nastreven van geluk’, zoals de
amerikaanse grondwet dat zo mooi formuleert. Maar ja, hoe streeft men het geluk na? Het
moet iets zijn wat je kunt kopen, want anders zou het onverenigbaar zijn met vrijheid: het
geluk kan alleen beleefd worden zonder verplichtingen. Het moet echter wel steeds
beschikbaar zijn, want anders zou het leed van het onvervuld verlangen (of, in de
gemoderniseerde vorm, de ergernis van te moeten wachten: de ‘frustratie’) dreigen. Het
moet dicht bij de hand zijn, gewoon dus, en toch biezonder en onalledaags, anders zou het
gaan vervelen, zoals bijna alle vormen van luxe (‘luxe’ en ‘weelde’ betekenden een paar
eeuwen geleden ‘wellust’: de voorouder van de seksualiteit). Er moet dus iets van spanning
inzitten, iets van ontwijken – misschien van sport, van jacht, van overheersing, van geweld
tegen het tegenstrevende?
Zo zie je: als de seksualiteit er niet was, zou hij uitgevonden moeten worden, en uitgevonden
is ie, en bovendien ‘bevrijd’ uit de banden van het levenslange huwelijk waar hij sinds een
kleine honderd jaar voor de meeste mannen was opgesloten (dat er heel wat aan vooraf ging
voordat mannen een verzorgende vrouw gekregen hadden hebben we uitgelegd in
Geschiedenis van de vrouwentoekomst hfst. 8 en 9).
Dit zijn geleidelijke ontwikkelingen, zo geleidelijk dat wij alle seksuele verschijnselen,
voorzover ons lichaam daar aan onderhevig is, beleven als ‘natuurlijk’. Hoe kan iets van het
lichaam, iets wat niet uit de fabriek komt, anders worden beleefd dan als ‘natuurlijk’? Je kunt
vrouwen (vooral jonge vrouwen) niet erger beledigen dan door te zeggen dat wat zij voelen
en beleven op industriële wijze wordt geproduceerd. En dan seksualiteit, die zo weinig
beheersbaar lijkt - ‘de mysteries van het orgasme’!
En toch is dat wat wij zeggen. Het kapitalisme - als siesteem waarin de mannen zich in de
wereld geleidelijk alle produktiemiddelen toeëigenen om vrouwen voor zich te laten werken,
in verbitterde konkurrentie over welke groep mannen het meeste van de opbrengsten krijgt,
en in broederlijke eensgezindheid om vrouwen niet tot deze verbitterde strijd toe te laten -
heeft de seksualiteit geproduceerd als het terrein waarop mannen de macht van alle mannen
individueel kunnen beleven.
Ook seksualiteit is iets menselijks en het heeft dan ook met het totaal van alle menselijke
relaties, de maatschappijvorm, te maken. In de vroegste menselijke samenlevingsvormen,
de generatieverwantschappen van grootmoeders, moeders, broers en zusters, werd de
dierlijke bronsttijd tot menselijke seksualiteit gevormd - door er iets uitzonderlijks van te
maken. Sex was binnen de verwantschapsgroep taboe - toegelaten met de (kruis)neven
resp. -nichten van een bepaalde andere groep. Maar omdat al die verzamelgroepen een heel
groot voedselgebied hadden, zullen ze elkaar niet vaak tegengekomen.zijn. En dat was maar
goed ook, want als vrouwen meer dan twee kinderen kregen werd de groep te groot (het
doden van kinderen is natuurlijk altijd mogelijk, maar tenslotte verspilling van energie). Het
ontmoeten van die andere groep was op zich zelf natuurlijk al spannend genoeg, als je altijd
tussen dezelfde mensen zat. Er zal feest gevierd zijn, gezongen, gedanst en verhalen
verteld. En als ze zin hadden, konden de vrouwen een vrijpartner zoeken.
Van de algemene matrilinaire verwantschapsorganisatie weten we eigenlijk niets af. Geen
antropoloog heeft er ooit een gezien; het bestaan ervan is gekonstrueerd, vooral uit
verwantschapsnamen die in verschillende talen zijn achtergebleven. De volkeren die door de
kulturele antropologen nu een honderd jaar lang bestudeerd zijn, waren al veel verder
ontwikkeld. Daar zijn matrilineaire verwantschapsbanden gekombineerd met allerlei vormen
van ‘paringshuwelijk’ (Vrouwentoekomst hfst. 4) en soms ook met vaderschap..
Previous page Top Next page