Navigation bar
  Print document Start Previous page
 2 of 3 
Next page End 1 2 3  

2
we daar zuinig mee zijn. Gelukkig hebben we neuroses die weliswaar vinden dat we iets
moeten maar die ons verder geheel de vrije hand laten. We mogen dus allerlei lustvolle
dingen zoals boeken schrijven, een staking organiseren, een beetje wraak nemen op lieden
die vooral ons hinderen, zusterschap organiseren èn -als we denken dat ze de verkeerde
kant opgaan- ferm een aantal zusters proberen te mollen.
We bewonderen mensen die gestage strijden volhouden, met gelobby, gepost,
brievenacties, geldinzamelingen, telkens dezelfde toespraken in telkens hetzelfde soort
zaaltje. Zelf zijn we daar echter helemaal ongeschikt voor; het zou ons te snel vervelen. We
vervelen ons eigenlijk verontrustend snel. Onze eigen uitspraken van kort geleden, de
manier waarop we deze of gene aktie aanpakten - het is niet zozeer dat we die achteraf
onjuist of onwaar vinden, maar dat we nu wel weer eens iets anders willen; iets onverwachts,
nog onbedachts, verrassends. We houden dan ook van  Onkruit, en van Louise Groenman
als zij Cappeyne en De Graaf parlementair op hun LAT-relatie wijst.
Dat wij in onze behoefte aan afwisseling kunnen voorzien heeft alles te maken met onze
opvatting dat feminisme op de eerste plaats een vrije-tijdsbesteding moet zijn; niet alleen
vanwege het ‘gesubsidieerde revolutie’-effect of ‘de inkapseling’ door de overheid, maar ook
omdat het tegen de manschappelijke stroom oproeien zo zwaar is dat je toch minimaal moet
proberen dat in ieder geval op je eigen voorwaarden aan te pakken. Dat betekent overigens
niet dat we -om deze waterige metafoor nog maar even aan te houden- het niet prettig
vinden als er een heleboel mensen meeroeien. We hebben niets van ‘wij met haar tweeën
tegen de boze buitenwereld’, we zijn alleen een beetje eigenwijs. We zijn niet blind voor
andere kijken op de zaak, we vinden het gewoon onjuiste kijken. Respecteren doen we die
dan ook niet, omdat we het idioot vinden om te doen alsof iets wat je onzin vindt toch
eigenlijk ook heel interessant is (behalve dan als uitdrukking ergens van, maar op die visie
stellen mensen met andere meningen over het algemeen geen prijs).
Juist omdat we allebei eigenwijs zijn moeten we het voor ideeën, invallen en plannen waarin
we ons beiden kunnnen vinden vaak hebben van ruzie. Op wonderbare wijze weten we
soms ons beider gelijken tot een unieke synthese te vitten. Zo is het inzicht dat
verwantschap en arbeidsdeling ooit hetzelfde waren (zie ‘Geschiedenis van de
vrouwentoekomst’) het resultaat van een dagenlang durende strijd waarin we uit elkaars
versies van het betreffende hoofdstuk verbeten of de verwantschap of de arbeidsdeling
wegschreven.
Ook de ‘oude’ collektieve Bonte Was die tussen 1974 en 1978 bestond -een periode
waaraan we slechts met weemoed kunnen terugdenken- produceerde de beste ideeën in
een wat ruzie-achtig klimaat of in ieder geval in het soort klimaat dat door buitenstaandsters
opgevat werd als zeer afkeurenswaardige omgangsvormen, die -gaven ze meestal toe- ook
wel heel gezellig waren, maar toch wel ‘erg hard tegen elkaar’.
We zouden ook werkelijk niet weten hoe je iets kunt ontwerpen om de manschappelijke
verhoudingen te laten dansen, zonder de bereidheid om de onderlinge verhoudingen in
beweging te brengen. In de oude Bonte Was leverden die ‘omgangsvormen’ in ieder geval
een zeldzame combinatie van productiviteit, gemeenschappelijkheid, erotiek,
grensverleggingen, gezelligheid en onderling vertrouwen waarin alle individuele hang-ups,
complexen, ongeluk, traagheid, wantrouwen en onvermogens overwonnen werden.
Groots en meeslepend wilden we toen met elkaar de wereld veranderen, enigszins naief
veronderstellend dat iedere vrouw dat wilde als ze het maar wist. Juist die illusie, die door
een brede beweging gedragen werd, maakte het soort collektief dat de Bonte Was was
mogelijk. Toen we –veel te laat- de misschien wel onoverbrugbare tegenstellingen binnen de
beweging aan de kaak stelden in het blad Feminist, betekende dat niet alleen het eind van
die illusie maar ook van de oude Bonte Was. Toch bleek later hetzelfde soort collektiviteit en
productiviteit ook mogelijk te zijn in incidentelere samenwerkingsverbanden, die vrijblijvender
want voorlopiger waren, zoals bijvoorbeeld binnen het landelijk stakingskomitee in maart
1981. Daar waren we toen zo enthousiast over dat we dachten misschien wel ‘het’ moderne
bewegingsmodel ontdekt te hebben: een instant-actiegroep die een grote klus klaart en zich
vervolgens opheft om mee te doen aan een door een volgende instantgroep georganiseerde
actie. (zie Feminist III, p. 78 vlgg.)
Previous page Top Next page