Navigation bar
  Print document Start Previous page
 195 of 201 
Next page End 190 191 192 193 194 195 196 197 198 199 200  

Anneke van Baalen, HIDDEN MASCULINITY, Max Weber's historical sociology of bureaucracy.
Amsterdam 1994. SAMENVATTING
188
Wanneer patriarchen hun overheersing willen uitbreiden kunnen zij de (onvrije) mannen uit
hun 'familia' ook tot hoofd van een huishouding maken; deze 'kwasi-patriarchen', zoals ze
genoemd zouden kunnen worden, bevinden zich in een dubbelzinnige positie: ze zijn
'mannen' ten opzichte van hun onderhorigen, op wier werk ze toezicht houden, maar
'kinderen' ten opzichte van de patrimoniale heer. De uitbreiding van deze vorm van
patriarchale overheersing tot formeel vrije mannen is wat Weber 'politiek patrimonialisme'
noemt; de vrije mannen 'affiliëren' zich met zo'n patrimoniale heer als hun eigen militaire
groepen niet machtig genoeg zijn om hun eigen patriarchale overheersing te ondersteunen
en te legitimeren. 
Op deze manier ontstonden over de hele wereld patriarchale hiërarchieën. De rijkste en
succesvolste rijken werden bestuurd door patrimoniale burokratieën waarin de ambtenaren
formeel onvrije mannen waren, onderhorigen van de patrimoniale vorst.
De afwijkende ontwikkelingen in Europa werden veroorzaakt door het ontstaan van twee
soorten sociale formaties van vrije mannen: die van de feodale ridders en die van de
gewapende groepen handelaren die de middeleeuwse Europese steden stichtten. Beide
ontwikkelden zich uit zwervende charismatiese groepen die met hun geboorteplaats, hun
verwanten en hun tradities braken en nieuwe broederschappen vormden met vreemde
mannen.
De feodale ridders waren aan de patrimoniale heerser gebonden door een kontrakt, dat hen
verplichtte tot het uitvoeren van militaire en administratieve diensten, in ruil voor een 'leen',
patrimoniaal land voor henzelf; dit verbroederingskontrakt impliceerde een kode die militaire
eer kombineerde met persoonlijke trouw. Vrije mannen waren ook toegetreden tot de
patrimoniale administratie, hoewel ze hun formele vrijheid moesten opgeven als ze dat
deden; hierdoor werden de diensten van de ambtenaren beperkt tot eervolle diensten en
werd de positie van de 'ministerialen' eervol, terwijl het echte werk gedaan werd door
betaalde krachten. Ambtenaren en ridders vormden daarom één stand van patriarchen, die
loyaal waren aan de vorst en tegelijk voor hun eigen eer vochten.
De belangrijkste aktiviteiten van de gewapende broederschappen die de middeleeuwse
steden stichtten waren meer ekonomies dan militair van aard; maar hun wapens stelden hen
in staat om een 'illegitieme', revolutionaire heerschappij te vestigen, die eeuwenlang een
bedreiging vormde voor alle patrimoniale vorsten. Marktverhoudingen veroorzaakten echter
een individualiseringsproces binnen de grote handelshuishoudingen, waarin zonen
individuele rechten verwierven en het kantoor van de huishouding gescheiden werd. Hoewel
Weber dit niet vermeldt, betrof dit individualiseringsproces echter ook de vrouwen van de
handelaars; dit betekende dat de patriarchale rechten van de burgers werden bedreigd,
zodat zij ondersteuning zochten door zich te affiliëren met patrimoniale heren. Zo keerden zij
op den duur terug tot de patrimoniale kudde en schiepen een basis voor de rijkdom van de
vorsten, die op hun beurt het rationele recht en de rationele administratie, die in de steden
waren ontwikkeld, kopiëerden.
Volgens mij was de positie van de rijke burger dubbelzinnig: hij kon alleen als een vrij man -
een ridder - leven wanneer hij rentenier was; werk zou zijn status bedreigen. Weber's
beroemde 'puriteinse etiek' kan daarom worden begrepen als een poging om charismatiese -
in dit geval ascetiese - elementen toe te voegen aan de levensstijl van de ondernemers en
om door een roetinisering van Calvijns predestinatieleer ekonomies sukses een bewijs van
uitverkorenheid te maken. 
Previous page Top Next page