Navigation bar
  Print document Start Previous page
 20 of 44 
Next page End 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25  

Sonja Prins, HERINNERINGEN AAN TRUDE BENEDIC, een vrouw in verzet. De Bonte Was 1980
20
krijgen. De ene avond lukte het niet en daarom verstopten zij de kisten in een stromijt. De volgende
dag kropen zij heel voorzichtig op handen en voeten door een wei vol met paarden- en koeiendrek
en toen zij bij de stromijt kwamen waren de kisten verdwenen. Zo eindigde Toni zijn
smokkelaffaire.
Toni was een prachtige kameraad , je leefde elke dag weer met hem mee, en tegelijk was hij ook
een groot kind. De dag voor mijn verjaardag kwam hij stilletjes thuis en verstopte iets onder het
bed; de volgende morgen lag het pakje voor mij op tafel. Ik maakte het open, het was een pracht
zomerjapon, maar maat 40. Nu was ik geen poppetje, mijn maat was 46, dus Toni moest hem weer
meenemen om te ruilen. Toen hij terugkwam zei hij: 'Kijk eens, nu heb ik de goeie maat, is hij niet
prachtig?' Ik schaterde het uit en zei: 'Prachtig Toni, heerlijk, man! Wat heb jij een goeie kijk op de
maat!' Zijn ogen glinsterden van plezier. Het was een japon voor oude dames van 70 of 80 jaar,
maar ik heb niets tegen Toni gezegd en ben hem de volgende dag zelf in Heerlen gaan ruilen. Zo
was mijn man, onze Toni.
Ons huis was altijd vol kameraden, iedereen mocht Toni graag. Toen wij er pas woonden was er
geen partij-afdeling. Langzaam maar zeker leerden wij de mensen kennen, een kleine groep kwam
bij elkaar, de eerste besluiten werden genomen. Waarmee moesten wij beginnen? Wij zochten
kontakt met Heerlen en omstreken, gaven een kranje uit, gingen leden werven. Er werd een klein
bestuur gekozen, er werden bijeenkomsten gehouden. Het ging, alles gaat als je maar wilt. Met de
tijd kwam een goede vaste groep tot stand, ieder deed een deel van het werk, de samenwerking was
uitstekend. Maar de mensen in het dorp werden tegen ons opgestookt, zij gingen ons uit de weg,
hun kinderen mochten niet met de onze spelen. Zo werd het hoe langer hoe moeilijker voor Toni
om werk te vinden. Weer hadden wij met de kerstdagen nog maar 25 cent in huis, daarvan kocht ik
1 liter petroleum en 1 pakje margarine, aardappels hadden wij van het land. 'Stille nacht, heilige
nacht! Wie heeft ons in de ellende gebracht?' Veertien dagen later was er opeens werk in de
heidemaatschappij. Bosgrond uitrooien voor een gulden twintig per roe, dus voor een weekloon van
17 tot 19 gulden. Niet veel, maar net genoeg om te leven.
Wij hadden geen geluk, een paar weken later werd het 1 gulden per roe, en nog later 80 cent. De
mannen kwamen met de hele week hard werken nog niet eens aan het steungeld toe. Op een
middag bracht ik Toni zijn eten. Een piekfijne auto stond langs de kant van de weg en een meneer
liep door het moeras terwijl hij met twee handen zijn broekspijpen optrok om ze niet vuil te laten
worden. Ik bleef staan, Toni en de anderen waren hard aan het werk. Opeens zag Toni wie daar
aankwam en hij liep met zijn schop in de hand naar hem toe.
'Hoe is het?' vroeg hij.
'Krijgen wij ons oude loon terug, een gulden twintig per roe, of niet?'
'Wacht maar rustig af' zei de man. 'Vanavond is het uitbetaling. Als jullie een tientje in je loonzakje
krijgt is het voor jullie nog te veel.'
Toni pakte zijn schop en wou de man de hersens inslaan. Zijn vrienden hielden hem vast, en
allemaal gooiden zij het werk neer. 's Avonds werd Toni ontslagen. De volgende dag stonden er
grote stukken in de krant over de wildeman, die bijna een moordenaar werd. De anderen gingen
weer aan het werk voor een loon van f 1,- per roe, door Toni hadden zij een hoger loon gekregen.
Voor Toni was het een harde slag, maar hij legde mij zelf uit dat het kwam omdat de meesten niet
georganiseerd waren. Zij waren bang gemaakt en zij hadden geen vertrouwen in hun eigen kracht.
Ik zei dat ik blij was dat hij het gedaan had. 'Wij komen er wel. Wij hebben nog aardappels bij de
buren in de kelder en met wat zout is dat een feesteten.' Zo probeerde ik hem moed in te spreken,
maar het viel mij ook zwaar, want van aardappels alleen konden de kinderen niet leven. In dit vrije
land kon een man overal geboycot worden omdat hij kommunist was, de rijke meneren waren vrij
om Toni en zijn kinderen uit te hongeren, zonder dat iemand daar iets tegen deed.
Alleen zo nu en dan had Toni nog een karweitje.
Het was 1933, drie jaar geleden hadden een miljoen Duitsers op Thälmann gestemd en als er nu
verkiezingen waren zouden het er meer zijn. Het aantal stemmen op de nazi's liep achteruit, zij
Previous page Top Next page