Navigation bar
  Print document Start Previous page
 86 of 97 
Next page End 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91  

Anneke van Baalen en Marijke Ekelschot, TEGENNATUURLIJK,  Amsterdam 1985, De Bonte Was 
86
aantal kleuters, die in het konsentratiekamp Theresienstadt zijn opgegroeid omdat hun
ouders door de nazi’s vermoord waren toen de kinderen een paar maanden oud waren. In
Theresienstadt was nauwelijks eten en alleen de allernoodzakelijkste verzorging. De
kinderen hadden noch moeders, noch ‘moedersubstituten’.
‘De zes Bulldogs Bank-kinderen (Bulldogs Bank heette het landhuis in Engeland waar de zes
kleinste kinderen uit Theresienstadt nog een jaar samen mochten blijven, red.) waren zonder
twijfel in de letterlijke zin ‘verstoten’ kleine kinderen. Ze waren zowel van de moederliefde als
van orale bevredigingen beroofd, als van de zekerheid in hun relaties en hun omgeving. Ze
gingen van hand tot hand in hun eerste levensjaar, leefden in een groep van leeftijdgenoten
in plaats van in een familie en werden gedurende hun vierde levensjaar wéér drie keer
ontworteld. Het hier geboden materiaal bevat de beschrijving van de door het noodlot
veroorzaakte ongerijmdheden van hun gevoelsleven en de vertraging van bepaalde ik-
houdingen (hoewel deze voor het grootste deel aan de bijbehorende materiële ontberingen
toegeschreven moeten worden). De kinderen waren overgevoelig, rusteloos, moeilijk te
behandelen. Ze vertoonden versterkt auto-erotisme en enige van hen beginnende neurotiese
symptomen. Maar ze waren noch defekt, noch verwaarloosd, noch psychoties. Ze hadden
een andere mogelijkheid gevonden hun libido onder te brengen en uit kracht daarvan
hadden ze enige van hun angsten overwonnen en sociale houdingen ontwikkeld. Dat ze
temidden van de omwentelingen die ze beleefden, in staat waren een nieuwe taal te leren,
getuigt van een in de grond ongeschonden kontakt met hun omgeving.’
De kinderen hadden namelijk steun bij elkaar gezocht. In Bulldogs Bank bleken ze absoluut
solidair: ze kwamen steeds voor elkaar op, hielpen elkaar bij alles en waren bereid alles met
elkaar te delen. Geen jaloezie, geen rivaliteit, geen strijd om de aandacht van de
volwassenen. Aanvankelijk waren ze zelfs buitengewoon vijandig tegenover hun
verzorgsters, maar na een tijdje begonnen ze dezelfde oplettendheid en behulpzaamheid,
die ze tegenover elkaar gewend waren, ook tegenover de volwassenen - verzorgsters, maar
ook mensen op straat - te gaan toepassen. Ze vonden huishoudelijk werk spannender dan
kinderspelletjes. Kortom, ze waren absoluut anders dan de gezinskinderen die wij gewend
zijn.
Het ambivalente van Anna Freuds teorieën is, dat deze waarnemingen er eigenlijk ook wel in
passen. In de ‘gewone’ (westerse) opvoeding wordt volgens haar de houding van een kind
tegenover andere kinderen immers bepaald door de houding tegenover de broertjes en
zusjes. En deze verhouding (zegt hetzelfde artikel)
‘is ondergeschikt aan de verhouding tot de ouders en daarvan afhankelijk. Zusjes en
broertjes zijn in het normale geval een toebehoren van de ouders; de verhoudingen met hen
worden beheerst door rivaliteit, jaloezie en konkurrentie om de liefde van de ouders. De
agressie, die tegenover de ouders geremd is, komt tegenover de broertjes en zusjes open tot
uiting; seksuele wensen, die in de oedipale verhouding niet manifest kunnen worden, worden
passief of aktief aan oudere of jongere broers of zusters uitgeleefd. De dieper liggende
verhouding onder broertjes en zusjes is dus een negatieve, die uit de vroege jeugd, wanneer
ze allemaal om de liefde van de moeder rivaliseren, dateert.’
De kleine kinderen in Theresienstadt hadden niets anders gehad dan elkaar en daarom
waren volgens de schrijfsters hun leeftijdgenoten hun eerste echte liefdesobjekten, zonder
dat een moeizame overwinning van vijandige gevoelens nodig was, en waren hun
verhoudingen tot elkaar warm en spontaan.
Anna Freud had trouwens meer ervaring met kinderen die het zonder hun ouders moesten
doen. Zij schreef met Dorothy Burlingham twee boekjes over de ‘Hampstead Nurseries’, de
kinderhuizen waar tijdens de bombardementen op Londen in 1941, kinderen konden worden
ondergebracht die geen huis meer hadden of waarvan de ouders ze niet meer thuis durfden
te houden. Hun jeugd was heel wat minder gruwelijk geweest dan die van de ‘Bulldogs Bank
kinderen’; van de meesten leefden de ouders nog en veel ouders kwamen regelmatig op
bezoek. Deze kinderen kwamen uit ‘normale’ gezinnen en ze maakten dan ook voortdurend
http://www.purepage.com Previous page Top Next page