Navigation bar
  Print document Start Previous page
 1 of 5 
Next page End 1 2 3 4 5  

1
ANNEKE VAN BAALEN
Overheid radikaler dan
vrouwenbeweging? 
Het is jammer dat alles waar de overheid zich mee bemoeit zo vervelend wordt. Dat zou op
zichzelf al een reden voor sociale bewegingen moeten zijn om de overheid pas in laatste
instantie in te schakelen: als eisen zo worden geformuleerd dat de overheid ze snapt, haakt
de achterban af.
Zo ook met het onderwerp ‘positieve diskriminatie’. In 1982 protesteerden 140
vrouwengroepen tegen het Voorontwerp gelijke behandeling ‘voorzover het de strekking
heeft diskriminatie op grond van geslacht te verbieden. Het beëindigen van de achterstelling
(‘diskriminatie’) van vrouwen is immers niet denkbaar zonder achterstelling (‘diskriminatie’)
van mannen.’² Dat is een duidelijk standpunt en even duidelijk was het standpunt van
mevrouw Kraayeveld-Wouters, de toenmalige staatssekretaris van Emancipatiezaken, dat
het diskrimineren van mannen in een rechtsstaat niet is toegestaan. In een diskussie op een
koude zolder van ex-gereformeerde studenten in Leiden verwierp ze daarom ook de
Amerikaanse praktijk van ‘kwotering’, het eisen van bepaalde percentages leden van
gediskrimineerde groepen voor bepaalde funkties.
Onduidelijker is al, dat het Voorontwerp één uitzonderingsbepaling bevat, waarin positieve
diskriminatie wordt toegestaan bij ‘feitelijke ongelijkheid’ - ook eventueel ten gunste van
individuele mannen dus.³
Van de openbare diskussie over dit punt is zoals bekend evenmin iets terecht gekomen als
van het Voorontwerp zelf: alle politieke en publicitaire aandacht is opgeëist door het in het
Voorontwerp gestelde verbod van diskriminatie van homoseksualiteit. Het ‘seksballet van EO
en COC’, zoals we dat toen noemden. Over de positie van vrouwen is toen helemaal niet
meer gesproken en de 140 vrouwengroepen hebben bij mijn weten ook niet meer
gereageerd. Wat een fraaie kans op het oprichten van een Vereniging voor
Mannendiskriminatie hebben we toen gemist.
Ruime term
De laatste tijd lezen we echter steeds vaker in de krant over ‘positieve aktie’ ten bate van
hetzij vrouwen in het algemeen, hetzij mensen uit ‘minderheidsgroepen’. Positieve aktie is
een ruime term, waaronder allerlei vormen van stimulering kunnen vallen (zo geldt het
oprichten van krèches voor kinderen als positieve aktie voor vrouwen) maar ook maatregelen
als kwotering en verlaging van aanstellingseisen die op direkte diskriminatie van mannen c.q.
witten kunnen neerkomen. En dat zonder dat er één ruit is ingegooid, of zelfs maar een klein
platformpje is opgericht. Is het de emancipatiebeleidsmakers en -maaksters gelukt om achter
onze ruggen een revolutie te voltrekken? Demokratie blijft georganiseerd wantrouwen en
afkeer van rapportentaal mag geen argument zijn alles maar aan de deskundigen over te
laten. Hierbij dus mijn verslag over de eerste twee decimeters bedrukt papier.
Uit de toegankelijkste bijdrage tot de diskussie, het speciale nummer van Vrouwenbelangen
van september 1985, blijkt al direkt het belangrijkste punt: positieve diskriminatie mag wel,
maar het hoeft niet. Er is geen sprake van dat enige wettelijke verplichting in aantocht is voor
hetzij overheid, hetzij bedrijfsleven, om te zorgen dat zij in alle posities evenredige aantallen
vrouwen c.q. mensen uit minderheidsberoepen kunnen gaan aanstellen, of zelfs maar om
indirekte diskriminatie te bestrijden, minder selektief te werven, of een van al die andere
maatregelen te nemen die in een positieve-aktiepakket kunnen zitten. De overheid wil zich
beperken tot ‘maatregelen in de voorlichtingssfeer’ (intussen is de oprichting van een buro
                                                
1
Verschenen in Katijf, nr 37, 1987
2
Zie Vrouwenkrant, maart/april 1982, p. 24-26 en 39
3
Zie B.P. Sloot, Positieve discriminatie, Maatschappelijke ongelijkheid en rechtsontwikkeling in de Verenigde Staten en in
Nederland. Dissertatie 1986, p. 203/4
Previous page Top Next page