FEMINIST 3, teksten Anneke van Baalen & Marijke Ekelschot, Illustraties Annet Planten.  
Amsterdam 1982, De Bonte Was 
 
30
marktonderzoekers; of die berekeningen juist zijn, merken ze later pas. Misschien waren hun 
beslissingen net zo goed geweest als ze een kwartje opgegooid hadden, geen mens kan het zeggen. 
De wetten van het kapitaal worden via burokratiese processen in manschappelijke werkelijkheid 
omgezet: dus via onpersoonlijke hiërarchiese, op kennis van regels gebaseerde mannelijke 
konkurrentieverhoudingen. Burokratieën en staat zijn geen afspiegelingen van de 
klasseverhouding tussen kapitalisten en arbeiders - de banden tussen mannen maken de 
kapitaalsstromen mogelijk, ze zijn er de menselijke vorm van. Volgens Marx is de burokratie de 
Netzhaut die het maatschappelijke leven umschlingt, het kapitaal het wezen, de burokratie de 
oppervlakte; wezen en oppervlakte dialekties verbonden - maar volgens ons is dat onnodig 
mysterieus. De verhoudingen tussen mannen zijn niet zo geheimzinnig. Wat geheim is, is de 
uitbuiting van vrouwen die aan dit alles ten grondslag ligt. Kapitaal en burokratie zijn twee kanten 
van het systeem waarmee de vrouwenarbeid georganiseerd en de opbrengst ervan verdeeld wordt. 
De kapitaalrekening is niets anders dan een burokraties systeem om vast te stellen wie wint en wie 
verliest, wie mee mag konkurreren en wie failliet is en een nieuwe b.v. moet oprichten. 
Arbeidsdeling en koördinatie (dus burokratiese beheersing) van vrouwenarbeid bepalen de groei 
van de industriële produktie, overheidsburokratieën (en d.m.v. diploma-eisen, subsidievoorwaarden 
en andere voorschriften ingekapselde partikuliere burokratieën) organiseren de onbetaalde 
vrouwenarbeid (huisvrouwenwerk en vrijwilligerswerk). 
 
Waarom mannen werken 
 
Maar mannen werken toch ook, tegenwoordig? Als vrouwen tweederde van al het werk doen, doen 
mannen toch nog één-derde? Om dat helder te zien, moeten we terug naar ons betoog over arbeid en 
organisatie van arbeid. Het is algemeen bekend dat een groot deel van de mannelijke arbeiders niet 
met de handen, maar met het hoofd werkt: in burokratieën. In de meeste Westerse samenlevingen 
werkt maar 10 à 20 % van de werkende bevolking bij de industrie. De meeste mannen werken aan 
de ontwikkeling van beheersing door techniek en wetenschap, zowel van het ekonomiese als van 
het persoonlijk leven. Die anderen zijn in meerderheid vrouwen: want vrijwel alle vrouwenwerk is 
uitvoerend werk, werk dat je zelf moet doen, waar je niemand onder je kommando hebt. Daar ligt 
de moderne klassescheiding, zoals ook mannelijke schrijvers als Dahrendorf en E.O. Wright gezegd 
hebben. Wie in de burokratieën zitten, iets te bevelen hebben, mensen onder zich hebben, die zijn 
een verlengstuk van de heersende klasse. Slechts wie niemand onder zich heeft is een arbeider. Een 
arbeidster dus, meestal: iemand die nooit zal opklimmen in de konkurrentienetwerken. En toch zijn 
er ook mannen die uitvoerend werk doen, nooit promotie zullen maken; zelfs blanke mannen, al 
worden het er steeds minder. 
 
 
 
In dat opzicht hebben Marx en Engels gelijk en is het kapitalisme inderdaad een revolutionair 
systeem. Het is de eerste produktiewijze waarin mannen vernederd worden tot werken. Daarom zijn