Navigation bar
  Print document Start Previous page
 4 of 8 
Next page End 1 2 3 4 5 6 7 8  

Blijf van m’n lijf, uit Vrouwen over hulp bij ziekte en problemen, De Bonte Was, 1978
4
Zo zaten we ook het eerste jaar met Kerstmis een echte dienst te draaien (aanwezig tussen
10.00 en 17.00 uur). Na een uurtje merkten we dat we heel geleidelijk aan op slinkse
wijze gepromoveerd waren tot baby-sit van zo'n tien kinderen. De moeders waren
gewoon vertrokken. Wij waren er toch, niet waar?
Eveneens het eerste half jaar werden we ook nog pijnlijk verrast als we merkten dat een
vrouw een eigen oplossing zag die wij helemaal niet zagen zitten. Dat was het duidelijkst
als een vrouw terugging naar haar man. Degeen die haar mishandelde. Niet alleen vonden
we het onbegrijpelijk, maar ook .voor onszelf emotioneel verwerpelijk. Het lag in de
categorie 'stom' en ook 'dan moet ze het zelf maar weten'. Nu zitten we er niet meer mee.
Ze moet het inderdaad zelf weten, weet het zelf ook het beste en zal zelf de
konsekwenties moeten dragen. Maar we moesten er wel aan wennen. Wennen aan onze
eigen stelregel dat de bewoonsters zelfstandig zijn en verantwoordelijk voor zichzelf. Als
een vrouw haar uitkering in 'n dag opmaakte en dan een overbruggingslening tot de
volgende week aan ons vroeg, vonden we dat eerst moeilijk om te weigeren. Vooral als
ze ook kinderen had. Die moesten toch eten? Nu weigeren we dat gewoon (speciale
omstandigheden daargelaten). En dan blijkt dat die vrouw kennissen heeft waar ze gaat
eten, of geld van een ander leent. In ieder geval zelf voor een oplossing zorgt. 
Maar we moesten het wel léren om het uitgangspunt 'bewoonsters zijn zelfstandig en
verantwoordelijk voor zichzelf' toe te passen zonder dat het doorsloeg naar de andere
kant en je je als hulpverleenster overal van af maakte met 'Je zoekt het zelf maar uit'.
Want daar was het langzamerhand naar toe gedreven zonder dat we het zelf in de gaten
hadden. We merkten het duidelijk toen er moeilijkheden ontstonden rondom het opnemen
van nieuwe vrouwen. Dit was een nieuwe taak. Eerst had het JAC Amsterdam dat gedaan
maar nu was besloten dat de bewoonsters ook die taak op zich zouden nemen. Al heel
gauw ontstond er een klein groepje bewoonsters rondom die telefoon die ook allerlei
andere dingen in het huis gingen regelen (linnenkast, verdeling kamers, eigenmachtig
opstellen van huisregels). In het begin vonden wij dat wel best. Ze deden alles en waren
veel in huis. Maar er zaten negatieve kanten aan, dat bleek al gauw. Ze wisten alles van
iedereen en verhinderden andere vrouwen om ook mee te doen aan het draaiende houden
van het huis. Nieuwe vrouwen dachten dat zij de direktrices waren en accepteerden snel
de door hun uitgevaardigde levenswijze en huisregels. Zij durfden niet tegen te spreken.
Waren bang. Hun regels werden met straffe hand uitgevoerd. Via roddels, intimidatie en
later rechtstreeks uitgevoerde terreur handhaafden zij hun bewind.
De spanningen liepen op. De klachten van de meeste bewoonsters ook. Zij vonden dat we
hen te veel lieten zwemmen. Ze wilden dat we optraden. We moesten die en die er maar
uitzetten. Wij vonden van niet en deden het ook niet. Wij vonden dat ze dat onderling
moesten uitzoeken. Er kwamen meer klachten. We vingen hen niet goed op, er was te
weinig gelegenheid om te praten, ze moesten zelf te veel doen en dat konden ze niet aan
want ze zaten immers in een krisis. We moesten dag en nacht in huis zijn. Wilde
geruchten verspreidden zich door het huis. 's Nachts stonden zomaar ramen open die
tevoren goed gegrendeld waren. Er zou een huisgeest zijn, voetstappen werden elke nacht
gehoord. Er was voortdurend ruzie in huis. Vooral als vrouwen 's avonds laat
thuiskwamen en de kleine kinderen wakker schrokken. De sfeer verslechterde met de dag
en de roep om maatregelen werd steeds luider.
Previous page Top Next page