Navigation bar
  Print document Start Previous page
 27 of 107 
Next page End 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32  

VROUWEN TEGEN DE VERDRUKKING IN, De Bonte Was, Amsterdam 1979
27
Ruw pleisterwerk
Tussen bakken met specie door, verfblikken, kwasten in terpentijn, een omgevallen keukentrap,
stukken glaswoldeken, opgestapelde tegels en een transistor, waaruit juist op verdrietige toon:
'House for sale, it was yours and it was mine' klinkt, zoek ik, balancerend met een dienblad, mijn
weg naar het gedeelte van de voormalige stal dat bezig is de nieuwe keuken te worden, waar
Paul, bijgestaan door twee vrienden, de zaterdag benut om de vloer te betegelen.
Zelfs toen er aan het eind van de tweede wereldoorlog broden uit de lucht vielen, kan er niet
geestdriftiger gereageerd zijn dan nu op mij met mijn dampende koffie. Ik krijg zelfs een tik op mijn
billen, waarvan de afdruk in specie op de rok, die ik droeg, nog altijd zichtbaar is. Begerig slurpen
ze de hete koffie op. En rollen sjekkies. Eigenlijk hebben ze al honger, bekennen ze. Hoe laat we
eten. Ik beloof mijn best te doen zo gauw mogelijk dampende pannen op tafel te brengen. Met de
lege kopjes haast ik me over de obstakels heen terug naar de bestaande keuken, waarvan de
dagen geteld zijn.
Even later sta ik groene paprika's in reepjes en champignons in plakjes te snijden. Omdat ik de
twee hulpvaardige vrienden ervan verdenk; dat ze een zaterdag tegels zetten beschouwen als een
avontuurlijke afwisseling in hun ordentelijk bestaan - lekker vrijblijvend, want 's-avonds zullen ze
beide thuiskomen in hun smetteloze, moderne woningen, opgewacht door toegewijde vrouwen
zonder specievlekken op hun rok - heb ik besloten ze dan ook maar een van de gemiddelde
bloemkool-met-saus-maaltijd afwijkend menu voor te zetten, waarvan chili con carne de
hoofdmoot vormt (veel uien, cayennepeper en rode wijn) om hun illusie van avontuur nog wat te
versterken.
Van uien snijden word ik toch zo verdrietig. Ineens benijd ik de drie mannen, omdat zij in elkaars
gezelschap werken en ik hier alleen - omdat hun tegelvloertje tot in lengte van dagen zal blijven
liggen, terwijl het voedsel, dat ik zo zorgvuldig bereid, morgen al weer via de riolering afgevoerd
wordt - en omdat zij hun tranen kunnen sparen bij hun werk, zelfs regelmatig in daverend lachen
uitbarsten (ze schijnen elkaar de leukste anekdotes te vertellen, bij voorkeur als ik er niet bij ben).
Ik open een raam en laat de wind - hij voert een geur van mest met zich mee - over mijn rood
aangelopen ogen strijken. Achter in de tuin roeren de kinderen met stokken in de modder en
proberen met de punt letters te schrijven op de witgekalkte muur van de schuur. 'Laat dat,' roep ik,
maar mijn stem wordt meegenomen door diezelfde wind.
Ondanks hun tijdens de koffie al aangekondigde honger moet ik tot drie maal toe de hindernissen
in de stal trotserend de mannen verzoeken aan tafel te komen. Ineens komen ze dan allemaal
tegelijk binnenvallen: twee kinderen met modderschoenen, drie mannen met specie aan hun
klompen; de keukenvloer vertoont een mengsel van sporen.
Na de eerste happen komen de komplimentjes los. 'Heerlijk,' meent de ene vriend. 'Heel apart,' de
andere. Paul vult hen tevreden aan: 'Ja, je kunt zeggen wat je wilt, maar lekker koken kán ze.'
Waarbij hij over mijn haar strijkt. Het eind van de maaltijd gaat in rook op - onderuit gezakt in hun
stoel, sigaret tussen de lippen, schatten ze hoeveel tijd ze nog nodig hebben voor de rest van de
vloer. ,'t Moet klaar vanavond,' roept tenslotte een van hen stoer, opspringend van zijn stoel,
waarna ze weer naar hun werkterrein vertrekken, de peuken smeulend in de asbak achterlatend.
Met mijn hoofd in m'n handen staar ik naar de kinderen, die bezig zijn hun yoghurt naar binnen te
lepelen. De nog te verrichten werkzaamheden passeren in mijn gedachten de revue: kinderen in
bad en naar bed, afwassen, opruimen, vloer vegen en dweilen, modderkleren uitspoelen.
Dwangmatige handelingen, zinloos, morgenavond om deze tijd zal de situatie precies zoals nu
zijn. Als het waar is, dat er een God bestaat, dan moet hij wel een intense vrouwenhater zijn. 
Nauwelijks zit ik op een keukenstoel uit te blazen of ik hoor op dringende toon mijn naam roepen.
Even denk ik: net doen alsof je er niet bent, maar mijn lichaam is al bezig zich op te richten.
Werktuiglijk loop ik naar de plaats waar mijn aanwezigheid noodzakelijk schijnt te zijn. Daar staan
de drie tegelzetters het resultaat van hun inspanningen tevreden op de nemen: een vloer van
steenrode plavuizen, waar voorlopig niet op gelopen mag worden. 'En, wat vind je van je
keukentje?' vraagt Paul. (Hier is in één dag door hen de basis gelegd voor jarenlang zwoegen van
http://www.purepage.com Previous page Top Next page