De Bonte Was, FEMINIST 2, Amsterdam 1977 
 
 
46
moeten blijven. Voorbehoedmiddelen en abortus kenden ze vroeger ook al; maar het 
hangt van allerlei omstandigheden af of ze ontwikkeld en gebruikt worden. Lees over 
die natuurlijke verschillen ook het stuk Feminisme en Vrouwenkultuur in dit blad. 
 
2. DE KLASSESTRIJDEN 
In de omschrijving van de eerste klassetegenstelling zijn de elementen van alle 
klassetegenstellingen al opgenomen: de zowel kwantitatief als kwalitatief ongelijke 
verdeling van de arbeid en zijn produkten. Deze is zo belangrijk, omdat in de 
marxistiese opvatting de arbeid juist de grondslag is van de gehele samenleving: Men 
kan de mensen van de dieren onderscheiden door het bewustzijn, de godsdienst of 
door wat men maar wil. Zelf beginnen zij zich van de dieren te onderscheiden zodra zij 
hun bestaansmiddelen gaan produceren. 
De manier waarop mensen hun bestaansmiddelen produceren, bepaalt ook de manier 
waarop zij met elkaar omgaan, hoe zij praten en hoe zij denken en voelen. (zie 
verderop) Dit wordt nog sterker als er, op basis van de arbeidsverdeling tussen 
mannen en vrouwen, steeds meer maatschappelijke arbeidsdeling ontstaat. Die 
arbeidsverdeling ontstaat volgens het marxisme omdat de mensen al werkend steeds 
nieuwe behoeften scheppen, en om daarin te kunnen voldoen gaan specialiseren, om 
zo meer en beter te kunnen produceren. 
Langzamerhand wordt de produktie zo groot dat niet iedereen meer hoeft te werken: er 
ontstaat een overschot. De strijd om dat overschot is de basis voor de klassenstrijd: de 
groep mannen die de baas is, kan de anderen voor zich laten werken. 
Het vervolg van de geschiedenis wordt door Marx en Engels in de aanhef van het 
Kommunistisch Manifest zo samengevat: De geschiedenis van iedere samenleving tot 
nu toe is de geschiedenis van klassestrijden. Vrijen en slaven, patriciërs en plebejers, 
baron en lijfeigene, gildeburger en gezel, kortom, onderdrukker en onderdrukte 
stonden in vaste tegenstelling tot elkaar, voerden een ononderbroken, soms 
verborgen, soms open strijd, een strijd die iedere keer met een revolutionaire 
omvorming van de hele samenleving eindigde of met de gezamenlijke ondergang van 
de strijdende klasse.  
 
Feministiese kritiek: waar zijn de vrouwen ineens gebleven? Waar is het 
patriarchaat ineens gebleven? 
Hier zijn de vrouwen dus verdwenen. Als vrouwen al die tijd zoet thuis hadden gezeten, 
zou dit misschien een juiste visie zijn; maar het is zeker dat vrouwen steeds maar weer 
in opstand zijn gekomen, zowel individueel als gezamenlijk. Daarover probeert de 
Vrouwengeschiedenis (de Herstory) wat te weten te komen. Want het is natuurlijk van 
het grootste belang om te weten of de ontwikkeling van menselijke samenlevingen is 
voortbewogen door de strijd tussen mannen onderling (zoals Marx en Engels dus zeg-
gen in de bovenaangehaalde zin) óf, ook, door de gezamenlijke strijd van alle mannen 
om alle vrouwen er onder te houden, en het verzet van alle vrouwen daartegen. 
De samenlevingsvorm waar mannen vrouwen onderdrukken heet in de (feministiese) 
wandeling het patriarchaat, oftewel: de vader-regering. Volgens Marx en Engels 
kunnen klassesamenlevingen allerlei vormen aannemen: zij noemen hier de 
samenlevingen die op slavernij gebaseerd zijn (en die ook heel verschillend kunnen 
zijn), de agraries-feodale, de stedelijke gildesamenleving, en tenslotte de kapitalistiese. 
Al deze samenlevingen worden gekarakteriseerd door de manier waarop mannen 
andere mannen onderdrukken, niet door de manier waarop mannen vrouwen 
onderdrukken. En toch gebeurt dat in alle samenlevingen. Het ligt voor de hand dat al 
die samenlevingen, ook de kapitalistiese, niet denkbaar zouden zijn zonder dat alle 
mannen alle vrouwen onderdrukken, en dat het feit dat ze dat doen iets 
gemeenschappelijks geeft aan al die historiese vormen, al lijken ze dan verder heel