Navigation bar
  Print document Start Previous page
 2 of 8 
Next page End 1 2 3 4 5 6 7  

2
Overheid of buurman
Het eerste burgerrechtelijke probleem is dat de buurman/ambtenaar in rechten steeds maar
dreigt uiteen te vallen in buurman (zo noem ik hem maar gemakshalve, al woonde hij een
paar huizen verderop) en ambtenaar, terwijl de ergerlijkheid van zijn gedrag nu juist door de
combinatie wordt versterkt. Een adjunct-directeur van de sociale dienst die in zijn vrije tijd het
werk van zijn buitendienst verricht met een ijver en een hardnekkigheid die de normale, door
art. 30, lid 1 ABW beperkte taken verre overschrijden; een buurman die het overheidsgezag
dat hij op zijn werk heeft, gebruikt om het effect van zijn tips over de buurvrouw te vergroten;
beide aspecten zouden relevant moeten zijn, juist omdat overheid en buren in dit soort
kwesties zo innig samenwerken.
De president verenigde beide aspecten door het juridisch zwaartepunt op de ambtenaar te
leggen; schending van het gelijkheidsbeginsel, juist door zijn activiteiten als buurman, die hij
niet tegenover andere bijstandsgerechtigden uitoefende. Het Hof was het niet met hem eens:
het bespieden van bijstandsgerechtigden was helemaal zijn werk niet, dus hoe kon hij dan
als ambtenaar handelen? (A-G Leijen voegt daar in zijn conclusie
5
nog aan toe dat, juist als
hij als ambtenaar had gehandeld, de instelling had moeten worden aangesproken en niet de
ambtenaar persoonlijk. Dit laatste lijkt mij onjuist. Sinds het houtvesterarrest kan men ook de
ambtenaar persoonlijk aanspreken.
6
)
De HR gaf het Hof in dit opzicht gelijk. Dit standpunt heeft als bezwaar dat men, wanneer
men alleen over burgers en onderlinge schendingen van privacy spreekt, uit het oog verliest
dat ook de geheel ambteloze burger die zijn buurvrouw bij de bijstand aangeeft, gebruik
maakt van macht die hem door de overheid is verleend: juist de kans dat buurvrouws
uitkering zal worden ingetrokken, is de reden voor zijn activiteiten. Het ‘bijstandsgluren’ is,
zoals veel handelingen die als seksuele daden benoemd worden, een agressieve handeling:
de bedoeling is de vermeende overtreedster schade en verdriet toe te brengen.
In concreto was het hinderlijk gedrag van de buurman juist in de langdurigheid en intensiteit
ervan wèl een bepaalde vorm van ambtelijk gedrag: een manifestatie van wat wel het
beroepsrisico van het Openbaar Ministerie wordt genoemd: de actieve vervolgingswaan, die
zich van de passieve, de paranoia, alleen onderscheidt door de reactie op de waan omringd
te zijn door vijanden. De burgerlijke paranoid is weerloos tegenover de angst; de
overheidsparanoid, de beroepsvervolger, kan zijn vijanden daadwerkelijk opsporen en
straffen en zo een situatie scheppen, waarin zijn waan de werkelijkheid van de vervolgden
wordt. 
De bijstandsvrouw als voorwaardelijk persoon
Het overheidsbeleid is er, vanaf het eerste kabinet-Lubbers, nadrukkelijk op gericht de
uitgaven voor de ABW te beperken. Behalve door het scheppen van nieuwe categorieën als
‘voordeurdelers’, door herhaalde pogingen de gemeenten wettelijk tot verhaal van bijstand
op ex-echtgenoten te verplichten en door het vergroten van de druk op de gemeentes tot het
verscherpen van de controle, voert het kabinet dit beleid door zich regelmatig bestraffend uit
te laten over echtscheidingen.
7
Gescheiden vrouwen in de bijstand zijn een maatschappelijke
groep die eigenlijk helemaal niet zou moeten bestaan, want zij zijn te duur.
Nu zou het kabinet zijn financiële obsessie met deze uitvreetsters ook kunnen oplossen door
de gescheiden vrouwen de arbeidsmarkt op te jagen, maar dat is evenmin de bedoeling:
arbeidsplaatsen zijn ook te duur. Het enige wat er op zit is dat zij een man zoeken die
financieel voor hen zorgt, en dus ophouden gescheiden vrouwen te zijn - gewoon weer in
een kostwinner opgaan, als subject verdwijnen.
Het aangeven van bijstandsvrouwen voor vermeende fraude is dus op zichzelf een
trouwhartige uitvoering van het beleid. De burgerij draagt zijn steentje bij aan de beperking
van het financieringstekort, in het belang van ons en van onze kinderen. Het is alleen de
                                                
5
Gepubliceerd in Nemesis, 1986, p. 276 v.
6
HR 6 jan. 1933, NJ 1933, 593 (PS); zie over de mogelijkheid dat een functionaris die buiten de kring van zijn bevoegdheid is
getreden als een particulier aansprakelijk kan worden gesteld voor handelingen waardoor hij de overheid niet aansprakelijk kan
maken Drion-Polak, Onrechtmatige daad, VII, nr 303
7
Onlangs nog R. Lubbers voor de CDA-partijraad, zie Volkskrant 2 febr. 1987
Previous page Top Next page