VROUWEN TEGEN DE VERDRUKKING IN, De Bonte Was, Amsterdam 1979
75
je het me nu ook vertelt; je kunt schrijven en zo kun je het van je afzetten. Maar ze schreef bijna
nooit. Te bang dat iemand anders - hij - het zou lezen en tegen haar gebruiken.
Zo zat ze dus thuis, leeggezogen, de kinderen het huis uit, een man die haar zo terroriseerde dat
ze een zucht slaakte als hij wegging, en er stond haar geen mogelijkheid meer open om uit die
onmogelijke situatie weg te komen.
Of...?
Onder de tropenzon wacht ik elke postdag op een brief van mijn moeder. Ze schrijft bijna nooit,
ééns per zes, acht weken hooguit, krijg ik een kattebelletje, koetjes en kalfjes, nooit wat ze écht
denkt, nooit wat ze voelt, en ikzelf voel me machteloos want wat kan ik van hieruit doen, en kan ze
het zelf wel aan?
Misschien had ik haar niet alleen moeten laten, niet weg moeten gaan? Mijn man komt thuis, kijkt
me medelijdend, bezorgd aan. Hij brengt iemand mee, een vriendin, juist uit Nederland
aangekomen, die een pakje voor mij bij zich heeft. Ook zij kijkt zorgelijk, ze behandelen me met
omzichtigheid, ik moet eerst rustig gaan zitten: het is niet zo'n prettig bericht dat we voor je
hebben.
Mijn god, mama, dood, zomaar, zonder dat ik...?
Ze heeft een brief van je moeder bij zich. Je moet niet schrikken (hij zegt het bijna met tranen in
zijn ogen). Je moeder... ze is gek geworden.
Ik kan niet wachten, ik moet het pak open maken. En op pakpapier, wcpapier, bloknootpapier,
kladblokvelletjes, uitgescheurde agendapapiertjes, zie ik letters, woorden, brieven, verhalen, in
mijn moeders handschrift, volgeschreven in het gesticht. Ze heeft alles van zich afgeschreven, alle
frustraties liggen hier in dit pak op mijn schoot, alles wat haar neerdrukte, alle vernederingen, alle
belazeringen, alle pesterijen, alle ellende, alle onderdrukking, alle wraak, alles, alles, alles,
eindelijk, eindelijk is ze het kwijt, ze is vrij!
Mijn man en vriendin begrijpen er niets van als ik gelukzalig opkijk en zeg: ja, ze is gek!
geworden...