VROUWEN TEGEN DE VERDRUKKING IN, De Bonte Was, Amsterdam 1979
85
Het kamertje
Ze vertelde het mij
wat onzeker lachend
(want men vond het vreemd):
Ze had altijd verlangd
naar een eigen kamer
waar ze van tijd tot tijd
alleen kon zijn
alleen met zichzelf
even wegvluchten uit
dat drukke gezin
waarin haar leven
hap voor hap
met huid en haar
werd opgegeten door anderen
Hun sores en problemen kwamen
aangemarcheerd, onafzienbare rijen
ze drongen zich aan haar op
grepen haar bij de keel
dreigden haar te verstikken
Ach, er was ook veel liefs, natuurlijk
Maar toch
Daaraan dacht ik
toen ik de kaart kreeg
Vlug ging ik naar haar toe
De schaduw van haar glimlach
was om haar mond
en ik zag
haar kamertje had zij
tenslotte gekregen
Het was wel erg klein
maar dat hinderde haar niet zo
onder deze omstandigheden.