Navigation bar
  Print document Start Previous page
 3 of 121 
Next page End 1 2 3 4 5 6 7 8  

De Bonte Was, VROUWEN OVER HULP BIJ ZIEKTE EN PROBLEMEN, Amsterdam 1978
3
Drijfzand
Het is een merkwaardig gebouw. Er zijn van lokaal naar gang en van lokaal naar lokaal
steeds ramen. Waarschijnlijk is het ooit een school geweest of een instelling waar
controle belangrijker was dan wat ook. Nu is het een wijkbureau, annex de S.P.D., annex
Joost mag het weten wat. Wij komen voor de S.P.D., sociaal psychiatriese dienst. Er
hangt de steriele linoleum-sfeer die kenmerkend is voor dit soort gebouwen. De stoelen
zijn recht en ongemakkelijk en de wachtkamer is niet meer dan een soort hoek in de
gang. Wij zijn samen gekomen omdat we door de huisarts verwezen zijn. 
Hij zit naast me, even ongelukkig als ik - veronderstel ik - maar ik weet het niet zeker.
Dan worden we naar het lokaal gestuurd waar links een röntgenapparaat staat en midden
op de schone gladde vloer een bureau. De ramen spiegelen. De omgeving lijkt vijandig,
maar de man achter het bureau valt mee. Wij zitten daar met zijn drieën onder het bleke
licht van een TL-buis. Dan beginnen we.
Zo'n intake is een wonderlijke procedure, het voelt als een examen. Mijn woorden en die
van de anderen pletsen als emmers koud water over de vloer. Ze krijgen geen betekenis.
Om de beurt vertellen hij en ik over wat er aan de hand is: ik kan niet vrijen, hij slaat; ik
kan niet uitleggen dat daar voor mij verband tussen bestaat. Dat ik zijn handen wantrouw:
hoe kun je nou vrijen als je eerst geslagen bent? De man achter zijn bureau schrijft soms
iets op, kijkt ons aan en stelt vragen. Wat we verwachten? Ik heb geen idee. Ik weet niet
eens wat er aangeboden zou kunnen worden. De moed der wanhoop lijkt het beste
antwoord. Dan is het afgelopen. Wat heeft die man opgeschreven?
De keer daarop heb ik een gesprek met de psychiater. Dit gebouw is aardiger, en de
wachtkamer aanzienlijk gezelliger, alhoewel een zekere steriliteit blijft. De psychiater, ik
weet niet wat ik aan die man heb. Hij wil andere dingen dan ik wil vertellen, ik moet ze
anders vertellen dan ik ze wil vertellen. Ik doe mijn best, want als ik al die moeite doe,
kan ik het maar beter goed doen.
Uit dat gesprek kwamen drie dingen naar voren. Agressie werd geabstraheerd, tot iets
algemeens: er werd geen verschil gemaakt tussen iets lulligs zeggen en slaan. Is toen
eigenlijk wel duidelijk geworden hoe bang ik voor Jan was en dat ik eigenlijk niet zoveel
lullige dingen durfde te zeggen?
Verder hoorde ik het punt wat er altijd al was: hoe krijg jij je man zo link dat hij gaat
slaan, met andere woorden: het is jouw schuld. Dat deed pijn, alhoewel ik toen nog niet
had bedacht waarom. En zelfs als ik het geweten had, had ik het niet durven zeggen. Op
dát punt was de kritiek van de psychiater terecht. Natuurlijk was er sprake van een
relatieprobleem tussen Jan en mij, en niet zo'n beetje ook. Maar dat rechtvaardigt nooit
klappen of slaan. Slaan hangt niet alleen samen met een relatieprobleem. Slaan zit
verankerd in de positie van de vrouw. Vrouwen waren in de Middeleeuwen al geen
mensen en ze mochten zeker geslagen en mishandeld worden: de man had eventueel
alleen iets te duchten als zij eraan overleed. Het is langzamerhand veranderd, maar in
1917 werd in Engeland nog een wet aangenomen, 'The rule of the thumb', die toestond
dat een man zijn vrouw sloeg met een stok die dan alleen niet dikker mocht zijn dan de
duim van de betreffende man. Er bestaat een maatschappelijke tolerantie ten opzichte van
slaan die tot uiting komt in de volgende dubbelzinnigheid: als een man slaat in de kroeg
wordt de politie gebeld en de man wordt ingesloten of hij krijgt een proces-verbaal aan
zijn broek; als een man zijn vrouw slaat zal ze het er wel naar gemaakt hebben en
bovendien is dat zijn zaak, ze zoeken het maar uit. 
http://www.purepage.com Previous page Top Next page