Navigation bar
  Print document Start Previous page
 4 of 121 
Next page End 1 2 3 4 5 6 7 8 9  

De Bonte Was, VROUWEN OVER HULP BIJ ZIEKTE EN PROBLEMEN, Amsterdam 1978
4
Omdat het al zo vaak gebeurd was dat mensen tegen mij zeiden dat ik het er wel naar
gemaakt zou hebben, en ik me niet kon verdedigen, liet ik het erbij. De kou alleen gelaten
te worden - ook door hulp instanties - de oorzaak te zijn van het probleem, doodsbang te
zijn voor degene die het dichtst bij me zou kunnen staan, verstarden me. Het was in die
tijd dat het gevoel dat ik best een beetje op mensen zou kunnen vertrouwen op een dag
verdwenen was.
De therapeut heeft ogen die altijd wegkijken, zijn fladderende blik maakt me onrustig. De
co-therapeute lijkt aardig. De sessies beginnen altijd te laat en houden ook altijd te laat
op. Ik voel me niet op mijn gemak en merk dat ik vaak ver weg van het gesprek zit te
denken aan Klaasje, of zit te kijken naar een prachtige boom die ik vanuit het raam kan
zien. Ik denk dat ik me te veel heb opgesloten, meestal voel ik niets. Er is een spelletje
van elkaar aankijken en wat je daarbij voelt. Er is een spelletje van aan elkaar zitten
waarbij ik huilend wegloop, omdat ik mezelf aan iets zie meedoen waarin ik eigenlijk
niet geloof. Ik hoor wat van de problemen van anderen. Iets wat ik leuk vond was een
verrassing voor de ander bedenken. Op een keer zei ik: 'Maar wat moet er nou met hem
en mij? Wij zijn niet de enigen, ons kind is er ook nog'.
Het viel in een put. Na veel heen en weer gepraat werd besloten dat het door mijn scherpe
tong komt en dat Jan, als hij voelt dat hij gaat slaan, 'stop' mag zeggen. De bedoeling is
dat het later uitgepraat kan worden. Dat gebeurt nooit. In feite word ik hierdoor definitief
op slot gedraaid, ik had nooit moeten goedvinden dat een dergelijke afspraak werd
gemaakt. Na acht keer wil ik niet meer en Jan ook niet.
Na een jaar is alles nog hetzelfde. Wél zijn er dan vrienden, Bas en Claire, waarmee ik
kan praten. We gaan terug naar de S.P.D. Er moet iets gebeuren. De situatie escaleert. Is
er eigenlijk wel iemand die zich kan voorstellen wat het betekent geslagen te worden
door je eigen man? In ieder geval heeft niemand het ooit gevraagd. Als hij troost bij me
zocht, erna, zouden de tranen over mijn gezicht hebben gelopen als dat nog had gekund.
Verstard wachtte ik af wat er gebeurde, als ik geslagen werd verloor de wereld zijn
betekenis en er was een angst, die tien keer groter was dan ikzelf.
Ik denk eigenlijk dat ik alleen maar kleiner en minder werd in die tijd, altijd bang voor
het oordeel van anderen, - want die weten dat het eigenlijk jouw schuld is.
Er verandert pas iets, er is pas kans uit het drijfzand te komen, als ik echt wegga, na een
paar jaar praathulpverlening, waarin ze me zelfs nooit hebben gewezen op het feit dat er
zoiets als 'Blijf van mijn Lijf' bestaat.
Die zondag. Die avond is het breekpunt geworden. Beate was er die week om te studeren,
's avonds dronken we samen een borrel (een flinke), en daarna gingen we slapen. Jan was
zeer nukkig en gesloten. Niks was goed. Het eten niet. De aandacht die hij kreeg niet. De
borrel niet. De reden waarom hij een half jaar geleden ophield met drinken was me allang
duidelijk: een argument tegen mij. 'Je hebt jarenlang niets anders gedaan dan mijn
zuurverdiende geld opdrinken en verder ben je een klotewijf voor me geweest'. (Lees:
'kon je niet met me naar bed'). Beate was aardig voor me. We praatten wat over
onbelangrijke dingen. Vroeger woonde zij samen met Richard, de aan heroïne verslaafde
broer van Jan. Kent de huiselijke omstandigheden van Jan zeer goed. Beate verdroeg het
slecht, zei ze me, dat Jan alles afwijst wat ik vraag of zeg. Ze dacht dat Jan niet wilde
praten. Ik dácht het niet, ik wist het wel zeker. Alles moest op de tijd en de plaats die Jan
koos. 
http://www.purepage.com Previous page Top Next page