VROUWEN TEGEN DE VERDRUKKING IN, De Bonte Was, Amsterdam 1979 
35
schoolrapporten. Vooral dat laatste, want dan kreeg je, als het tenminste de moeite waard was - 
slechte rapporten werden ook slecht gehonoreerd - centen van ze, nou en die gingen we dan fijn 
versnoepen in een 'cent-van-het-blad'-winkeltje, waar je heel lang kon staan te weifelen omtrent 
hoogst gewichtige beslissingen over de aankoop van een duimdrop van 1 cent of twee veters, die 
samen dat bedrag kostten,) maar oma was mijn familiefavoriet. Achteraf gezien ik de hare, 
ofschoon er een andere kleindochter was, dus een nichtje van me, die ook 'Bertha' genoemd was 
en waar ik stinkend jaloers op was, omdat mijn zuster steeds zei, dat oma meer van háár hield 
omdat ze ook zo heette, want mijn zuster was weer jaloers op mij omdat die wel aanvoelde, dat ik 
hét kleinkind was. Moeilijk allemaal hoor. 
Vooral in de zomer, dan zat ze buiten met haar trapnaaimachine, de eeuwig kapotte kleren van 
man en zonen te verstellen, achter het huis en ik erbij, op een stoof met een korst kaas, waar ik 
dol op was en die ze trouw voor me bewaarde en dan vroeg ik van alles en nog wat en zo kwam ik 
aan de weet, hoe dat allemaal met haar zo gelopen is en dan moet ik wel even een bar stuk 
teruggaan in het verleden.  
Wij woonden allemaal in IJmuiden en dat is een plaats die vroeger gewoon niet bestond en pas 
gestalte kreeg toen het Noordzeekanaal werd gegraven en de mensen - dus ook mijn voorouders - 
van heinde en ver kwamen. Ze begonnen aan dat kanaal in 1876 en 't moet een heidens karwei 
geweest zijn. De vader en moeder van oma betrokken een huisje in een streek van Velsen, dat ze 
'de Hei' noemden en mijn overgrootvader en -moeder zijn heel erg oud geworden en ik heb ze ook 
heel erg goed gekend en overgrootvader was duiker bij die klus. Die kregen een stoot kinderen, 
waarvan oma de oudste was. Ook weer zo'n unieke toestand bij die over grootouders daar: opa 
was rooms en opoe gereformeerd en ze hebben daar om en om een kind in die geloofjes laten 
dopen en ik kan me wezenlijk daar geen enkele godsdienststrijd herinneren hoor, dat ging best! 
De familie van mijn moeder kwam uit Groningen en die opa was graver aan het kanaal en al dat 
soort mensen is allemaal blijven hangen en naderhand kwamen er grote fabrieken - o. a. 
hoogovens - en toen ze uitgegraven en zo waren vonden die mensen daar - al of niet - werk en 't 
heeft hier altijd erg 'gegist'. 
Ik heb wel eens gedacht, dat het ook kwam, omdat die mensen die van god weet waar, hier naar 
toe kwamen, een soort pioniersgeest moesten hebben gehad en dan ook zeker geen uitgesproken 
slavengeesten moeten zijn geweest. Teken daarbij aan, dat het socialisme sterk op begon te 
komen en dan haalt 't één gewoon het ander uit. 
Oma, een intelligente vrouw, las erg veel, ondanks dat er kind na kind kwam en op een gegeven 
moment voelde ze zich geroepen een 1 mei meeting te gaan bijwonen. 'Hoe vond opa dat nou, 
oma?' 'Ach kind,' zei ze, 'opa vond alles best wat ik deed, als ik maar zorgde, dat z'n natje en 
droogje op tijd klaar stond en ik de kinderen maar meenam!' 
Nou moet u weten, dat het 'knap voor de dag komen' iets heel belangrijks was bij arbeiders 
toentertijd. Ik, als kind, háátte de zondagen, want dan liep men - en daarmee bedoel ik die grote 
werkende klasse - 'in het zondags' en er vielen grote bedreigingen en werden ferme tikken 
uitgedeeld als je je goeie goed bedierf. De hele week werkte men zich in het zweet en liep in vuile 
kleren en met een hoop moeite en strijd scheen er een zondag waarop niet meer gewerkt hoefde 
te worden, uitgekomen te zijn en, zei mijn vader 'laat die dag dan anders dan anders zijn' en de 
mannen in ongemakkelijke stijfgesteven witte hemden, de vrouwen in schone knappe jurken en wij 
kinderen met lakschoentjes (het toppunt van deftigheid) en met grote strikken in het haar, nog fris 
van de zaterdagse wasbeurt, die, bij gebrek aan bad- en douchekamers, plaats vond in de teil, in 
de keuken, een enorme toestand, waarbij gesleept werd met emmers en teilen, op het gas heet 
gemaakt water, dat regelmatig bijgegoten werd. De minst vuile - meestal ook de kleinste - moest 
daar het eerst in en bij zo'n gelegenheid goot mijn moeder eens te heet water in de zinken teil, 
waarop een grote brandplek op mijn voet het resultaat was, ik schreeuwde als een speenvarken, 
mijn vader enorm stond te vloeken en mijn arme moeder begon te huilen van de narigheid. 
Oma was natuurlijk het eerste aan de beurt om dat interessante verhaal te horen, die troostte me 
en zei 'ja kind, daar moet je je moeder niet de schuld van geven, da's de schuld van de 
maatschappij! De mensen, die het hardst werken, moeten zich het meest baden eigenlijk en 
hebben daar geen gelegenheid voor - de rijkdom zit elke dag in het bad!' Nou, ik weer naar huis 
en meteen werd daar gezegd 'en zeker lekker zitten te klagen bij je grootmoeder?!' En ik vertelde 
wat ze gezegd had. 'Wel godverdomme', zei mijn vader, 'Pie (mijn moeder), je kan zeggen van