Navigation bar
  Print document Start Previous page
 5 of 7 
Next page End 1 2 3 4 5 6 7  

5
mochten meedoen, al werd het hen sterk afgeraden
16
- zoals de bèta-opleidingen aan de
meisjes van mijn generatie dus. In zulke gevallen is de mannelijkheid in nog sterker mate
een sociaal goed en zijn vergelijkingen met de dubbelzinnige positie van moderne
middenklassevrouwen gemakkelijker te trekken.
Het charisma berust volgens Weber op het bezit van magische, dus onalledaagse,
uitzonderlijke vermogens. Het is dan ook onverenigbaar met de dagelijkse routine en dus
ook met de dagelijkse economie. Charisma kan alleen onder uitzonderlijke omstandigheden
tot heerschappij worden: jacht op grote dieren, oorlog, natuurrampen en epidemieën. De
dagelijkse arbeid staat onder leiding van de patriarch, de huisvader met de superieure
lichamelijke en geestelijk spankracht.
Zo gesteld lijkt het dus of Weber twee soorten mannelijke heersers kent: op sociale en op
natuurlijke grondslag. De sociale grondslag zou dan rond de eer georganiseerd zijn, de
natuurlijke rond de (agrarische) produktie. Er zou inderdaad een principiële scheiding
bestaan tussen status- en klasseverbanden. Na enig puzzelen in de tekst van Wirtschaft und
Gesellschaft blijken er echter wel degelijk verbindingen te bestaan tussen beide ideaaltypen,
zodat ook de huisvaderlijke heerschappij een sociale formatie blijkt te zijn.
De patriarch is namelijk geenszins een eenzame krachtpatser, maar gewoon een lid van een
machtige mannelijke heersersclub: een heer van stand. Weber stelt dat het patriarchaat in
technische zin, dus als vaderrechtelijk verband, daar bestaat waar ‘kasten van veroveraars’
zich grond en bewoners hebben toegeëigend. (Als dat niet het geval is, is de grond namelijk
eigendom van de vrouwen, omdat die het land bewerken.) Voordat deze ‘kaste van
veroveraars’ gevormd is, zijn er al heel wat ingrijpende veranderingen in het charismatisch
mannelijkheidsbewijs opgetreden: het charisma is bezit van een bepaalde groep geworden:
het charisma zit ‘in het bloed’, is erfelijk geworden.
Een dergelijke monopolisering van charismatische mannelijkheid gebeurt volgens Weber op
basis van rijkdom en de bijbehorende levenswijze. De mannelijkheidsclub is dan een ‘stand’
geworden en kan, als het verbod van omgang met buitenstaanders met magische taboes
wordt gehandhaafd, tot ‘kaste’ verharden. Zodra er sprake is van standen, wordt de
bewijslast van de mannelijkheid omgekeerd: men wordt niet meer man door het bewijs van
mannelijkheid in voor iedere jongen - of misschien zelfs iedereen - toegankelijke examens,
maar men verwerft door geboorte het mannelijkheidsbewijs vanzelf; de charismatische
opvoeding en examens zijn dan alleen een manifestatie daarvan. ‘Is men het, dan blijft men
het. Is men het niet, dan is men het niet, en wordt men het ook niet’
17
.
Patriarchaat betekent dan toeëigening van grond, gereedschap, vee en mensen - als
echtgenotes, kinderen en slaven
18
- op grond van lidmaatschap van een militaire stand of
kaste. Naar de toegeëigende toe is het vaderschap, naar de clubgenoten broederschap
19
;
en dit alles erfelijk voor mannelijke kinderen in de vaderlijke lijn.
Volgens Weber is de geschiedenis van het Westen juist door militaire standen gevormd. Zij
waren de grondslag zowel van de stedelijke rijken van oudheid en middeleeuwen als voor
het middeleeuwse feodalisme; hun zwervend roversbestaan verbrak verwantschapsbanden
en schiep daarvoor de ruimte voor een algemene vorm van mannelijke magische
verbroedering: de avondmaalsgemeenschap van het christendom.
De geschiedenis van de standsbroederschappen is er een van strijd en samenwerking,
waarin steeds nieuwe groepen mannen toegang tot het patriarchaat bevochten en waarin de
inhoud van wat mannelijk en eervol was steeds veranderde - maar één ding blijft hetzelfde:
routinearbeid is onterend, met mannelijkheid onverenigbaar. Toch heeft het vaderlijk gezag
een verdere reikwijdte dan de betere standen alleen: het kan gedelegeerd worden aan
onvrije mannen, die zo in een dubbelzinnige positie komen: tegenover de vader-vorst blijven
                                                
16
Saskia Wierenga in Lover nr 93, 1988, p 89 e.v.
17
Godfried Bomans, Erik en het klein insectenboek
18
Alles samen bij de Romeinen ‘familia’, vermogen, genoemd
19
Volgens de historische visie op het patriarchaat een verhouding die voor het patriarchaat als bestond; volgens Weber een
magisch ‘statuscontract’ dat ook met vreemden gesloten kan worden.
Previous page Top Next page