De Bonte Was, VROUWENWERK, Amsterdam 1975
51
wordt. Het 'kirgeluidje' ontsnapte me toen al niet meer,
dus die lol is ze daar niet lang beschoren geweest.
In het algemeen beschouwden ze je als saggerijnig en sikke-
neurig als je geïrriteerd raakte van hun grapjes en aanra-
kingen. Had je met enkele van hen geneukt of vermoedde men
het slechts dan kwam je in de hoek van afgelikte boterham
terecht. Jongens werden in zo'n geval de grote versierders
genoemd. Het stempel gezellig werd je pas opgedrukt als je
altijd bereid was tot een babbel, gevat antwoord op hun
soms lullige grapjes en een vrolijke meid was.
Natuurlijk ging deze zwart-wit situatie niet op bij elk
mannelijk personeelslid dat er rondwandelde. Er waren ook
best lieve mannen bij, met wie ik erg goed kon praten. Zij
begrepen ook hoe lullig je je soms moest voelen, en als het
nodig was vielen ze ons bij als we aangevallen werden of zo.
Buiten het gedrag van de mannen is er nog een facet dat
achteraf gezien in die situatie ook erg belangrijk was: het
gedrag dat ik zelf vertoonde en mijn gevoelens t.o.v. de
groep. Ik weet dat ik er toen een soort 'eergevoel' op na
hield, dat zeer gestreeld werd als ik merkte dat men mij
een toffe meid vond. Ik was niet zo vaak geïrriteerd als
ze me vastpakten in den beginne en ik wilde dolgraag bij
de groep mannen horen. Wanneer er in mijn bijzijn smerige
moppen verteld werden voelde ik me helemaal groeien, omdat
ik als vrouwelijk persoon zijnde niet als spelbreekster
gezien werd: nee, ik identificeerde me zelfs met hun normen
door ook stoere grapjes mee te gaan maken.
Omdat ik dus als toffe meid gekwalificeerd werd, kwam ik
geregeld op feestjes en ging ik mee iets drinken, bijv. na
een voetbalwedstrijd. Diegenen van mijn vrouwelijke kolle-
ga's die vaak stug reageerden of die niet direkt grappige
of gevatte dingen wisten te zeggen, lagen niet zo goed in
de markt. Zij werden dan ook minder vaak uitgenodigd.
Hoewel ik deze avondjes altijd zeer gezellig vond, kwam
't er toch wel op neer dat ik op z'n minst aangeschoten
raakte en meestal een gemakkelijke prooi was voor vrijge-
zelle, verloofde of getrouwde mannen. Eén keertje is me
dat eens bijzonder slecht bekomen toen ik echt dronken
was. Een kollega die wel wat in me zag die nacht, randde me
aan. Later hoorde ik wel dat ik hem aangemoedigd had, maar
dat ik niet toerekeningsvatbaar was bleek voor hem toch geen
bezwaar te zijn. Doordat ik de ochtend na het feestje bloed
in mijn onderbroek ontdekte en mijn hele bekken pijn deed,
kwam ik erachter. Omdat ik zo'n zatte kop had gehad kon ik
me er helemaal niets meer van herinneren. In paniek, nog
halfdronken, moest ik op zoek naar de morning after pil,
die gepaard ging met angst- en ziekteverschijnselen. Toen
voelde ik me echt vreselijk rot en genomen, en ik ging me,