De Bonte Was, VROUWENWERK, Amsterdam 1975
52
naarmate ik wat verhalen hoorde en door zwakke herinnering,
steeds meer schamen. De halve feestploeg moest getuige ge-
weest zijn. Sinds die tijd zorg ik er wel voor dat ik altijd
weet wat ik doe of wat er met me gebeurt.
Tijdens mijn werk of op feestjes amuseerde ik me in principe
best, maar toch begrijp ik nu erg goed waar dat amusement
precies in lag: wij (want ook andere meisjes deden zoals ik)
waren een soort speelpop voor mannen op de versiertoer en
ze zagen ons als een kleine (?) ontspanning tijdens de
dienst. Toch kon ik ook toen niet voorbij aan zekere onbe-
hagelijke gevoelens in de relaties die ik aanknoopte. Twee
keer ben ik goed verliefd geweest, op een getrouwde en ver-
loofde-man. Ik voelde best dat ze mij gebruikten, maar dat
vergoeilijkte ik voor mezelf door te zeggen dat ik zelf
graag met ze wilde vrijen. Dit hield in deze relaties een
afhankelijkheid in: zij zaten nl. al vast aan een vrouwen
konden niet altijd weg. Ik daarentegen was nog vrij en zou
wel klaar staan als zij eens tijd hadden. In die perioden
vond ik het wel spannend als ik werkte, omdat ik het natuur-
lijk wel prettig vond als we elkaar vastpakten, wanneer we
even alleen waren. Toch waren zij het altijd die mij bevoel-
den en ik het voorwerp dat zich liet bevoelen. Ook gaf het
wel eens spanningen met andere werknemers als je per se
samen wilde werken (maar dat dan niet zo uitsprak), zodat
zij er opmerkingen over gingen maken. Ik verdacht er zelfs
een chef van dat hij met opzet ons geen diensten samen liet
lopen.
Wat nog een typies voorbeeld is van mijn identifikatie met
mannelijke gedragingen was dat ik dolgraag mee wilde met
de jaarlijkse dag-vistochten. Tot nu toe werd er zonder meer
van uitgegaan dat er alleen mannen meegingen. Mijn eerlijk-
heidsgevoel verzette zich in zoverre hiertegen dat ik ook
wilde dat er meisjes mee mochten. Dat gebeurde: ik dus mee
op een koude, winderige dag naar de Noordzee. De mannen
vonden het wel gezellig, een meisje mee, als je maar niet
lastig was of wilde leren vissen. Een mannelijke kollega
te leren vissen was niet zo'n punt, want die zou toch vaker
meegaan. Jammer was dat ik in die tijd het enige meisje
was dat meeging. Het ging mij eigenlijk alleen maar om het
principe, want veel vislol heb ik niet gehad. Vissen deed
ik dus niet en ik huppelde kleumend van visser tot visser.
Toch kreeg ik er een kick van, want ik was het eerste meisje
geweest dat mee mocht!
Dit alles is nu ongeveer drie jaar geleden gebeurd en het
is best gek om die toestanden weer op te moeten roepen. Nu
besef ik dat ik helemaal niet door had dat mannen- en vrou-
wenrollen in omgangsvormen erg bepaald waren. Dat werkzaam-
heden aan sekse gebonden waren had ik al wel door (daarom
ben ik ook weggegaan na drie jaar). Nu zie ik heel duide-