Sonja Prins, HERINNERINGEN AAN TRUDE BENEDIC, een vrouw in verzet. De Bonte Was 1980
19
Übach over Worms (L.) 1933
Zes jaar heeft Toni in de mijn gewerkt, toen werd hij ontslagen. Zonder opgave van redenen, maar
iedereen wist wat de reden was. Als iemand als kommunist voor de rechten van de arbeiders
opkwam, ging hij er uit. Zo trachtten zij de strijd voor verbeteringen in de mijn te verlammen.
Wie niet meer in de mijn werkte moest uit zijn woning. Na lang zoeken kregen wij een paar kamers
in een oud huis in Ubach over Worms, niet ver van onze eerste woonplaats. Op een dag kwam de
rector op bezoek. 'Goeiendag meneer. Is uw vrouw thuis? Ik kom eens praten over de kinderen. Het
meisje moet nu toch naar school, stuur haar bij ons op school en U krijgt werk, dat beloof ik U.'
'Door jullie wil ik niet aan werk komen,' zei Toni. 'Jullie steun heb ik niet nodig. Ik heb zelf een
paar gezonde armen en benen en ik zal zonder kerkelijke hulp door het leven gaan.' Toni wees hem
op allerlei dingen die niet in de haak waren, en tenslotte zat de rector zo in het nauw dat hij niets
anders wist te zeggen dan: 'ja meneer, dat is wel zo, maar ik ben zielszorger...' 'Zielszorger?' zei
Toni. 'Maar mijn ziel heeft nog nooit een pak of een paar schoenen versleten en mijn lichaam wel.'
Toen waren zij uitgepraat.
Later overleed een broer van Toni, die in een ander dorp woonde. Zijn vrouw kon geen plaats voor
hem op het katholieke kerkhof krijgen, al deed zij nog zo haar best want zij was katholiek
opgevoed. Toni wou haar helpen en daarom ging hij naar de rector om te vragen hoeveel een plaats
op het kerkhof kostte. De rector zei: 'Ik weet wat het kost, meneer, maar voor U is het niet te koop,
al was U miljonair!' Dat was zijn naastenliefde.
Op een dag hoorde ik Greetje en Bart 's ochtends vroeg praten. 'Greet!' 'Wat is er Bart?' 'Moet je
eens luisteren, Greet, ik heb iets gedaan met een paar andere jongens. Wij zijn in de katholieke kerk
geweest, de rector stond bij een aardappelveld te bidden voor regen en goeie oogst. Twee jongens
bleven buiten staan en wij hebben in de kerk de kaarsen uitgemaakt. Kijk Greet, hele dagen
branden de kaarsen en ze zijn zo duur. De kerk is rijk genoeg, maar de arme mensen moeten ze
betalen.'
Ik vertelde het aan Toni. Bartje moest 's avonds bij hem komen. 'Dat mag je niet doen, Bart. Weet
je wel dat de politie je daarvoor kan halen?'
De jongen was niet bang. 'Ja pap, dan ga ik ook, als jij mij maar eten brengt. Dan zal de rector niet
meer bij arme mensen geld halen.' Geef de jongen eens ongelijk! Hij was zes jaar en begreep toch
al iets van het leven.
Toen ons laatste spaargeld op was kocht Toni een kleine slijpsteen voor 75 cent en ging daarmee de
boer op. Eens kwam hij bij een rijke boer. 'Hebt U wat te slijpen?' 'Ja,' zei de boer, 'een bijl. Wat
kost dat?' 'Twintig cent,' zei Toni. Hij maakte zijn slijpsteentje op de fiets vast, terwijl hij bezig was
kwam de boer naar de weg en zei: 'Man, waar heb je dan je slijpapparaat?' 'Och boer, dat zit toch op
de fiets!' 'En met dat knikkertje wil je zo'n grote bijl slijpen?' 'Zullen we wedden, boer, om een paar
dikke boterhammen?' Toni had een vijl bij zich en het duurde niet lang of de bijl was in orde.
Eens was hij in een klooster om scharen te slijpen toen een schaar stuksprong. Hij soldeerde de
stukken aan elkaar en kreeg nog een dubbeltje ook. Een andere keer was hij een hele dag onderweg
en had nog niets verdiend. Hij kwam bij een schatrijke boer, waar de dakgoot stuk was. 'Er zitten
drie gaatjes in,' zei de boer. 'Kun je hem maken?' Toni ging kijken en toen hij terugkwam zei hij:
'Dat kost een heleboel soldeer, er zitten zeker tien gaatjes in. Voor twee gulden kan ik hem maken.'
'Een gulden en zeventig cent.' 'Goed, maar dan eten erbij.' Hij kreeg een grote vlaai en nog brood en
zijn geld, dus die dag had hij behoorlijk verdiend. In diezelfde tijd was Gitje bij ons op bezoek en
zij ging graag met Toni mee. Later vertelde zij mij dat zij nog nooit zo'n plezier had gehad als toen
zij met Toni de boer op ging.
Maar het gebeurde dat hij dagenlang niet genoeg verdiende om brood te kopen, zo kon het niet
verder gaan. Toen hij eens een paar gulden bij elkaar had ging hij naar Scherpenzeel om te
smokkelen. Met een vriend kocht hij twee kisten margarine en hij probeerde ze over de grens te