Navigation bar
  Print document Start Previous page
 21 of 44 
Next page End 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26  

Sonja Prins, HERINNERINGEN AAN TRUDE BENEDIC, een vrouw in verzet. De Bonte Was 1980
21
staken de Rijksdag in brand om nieuwe toevoer van kapitaal uit het binnen- en buitenland te
krijgen. Het stonk in Duitsland.
Op een zaterdagmiddag was ik mij aan het baden toen er geklopt werd. Ik riep: 'Wacht even, dan
maak ik de deur open.' Voor de deur stond Emil, onze kameraad uit Dusseldorf. Zonder iets te
zeggen kwam hij binnen en deed de deur dicht. 'Wat is er gebeurd?' 'Ik moest vluchten, de kogel
stond me te wachten. Laat me binnen, help me, Trude! Waar is Toni?' Dat was de eerste emigrant.
Na hem kwamen telkens kameraden van de Jeugd en van de partij, ook vrouwen en meisjes, elke
week 10 à 17 mensen, die wij verder hielpen naar Amsterdam, België, Frankrijk. Velen moest ik
zelf uit Duitsland halen. Emil is al die tijd bij ons gebleven, drie en een halfjaar, hij heeft onze
armoede gedeeld, het middageten zonder vet, brood zonder boter, koffie zonder melk. Tot de
fascisten in Spanje naar de macht grepen, toen was hij een van de vrijwil1igers die zich opgaf om
de demokraten te helpen.
Iemand bracht mij op het idee om een klein bibliotheekje te beginnen met duitse boeken. Onder de
buitenlandse mijnwerkers zijn er veel die duits lezen. Ik ging met onze paar laatste guldens op weg,
tot Palenberg lopen en verder met de bus naar Dusseldorf. Daar slaagde ik er in om op de markt en
in een paar kleine winkeltjes een koffer vol romannetjes en avonturenverhalen te kopen. Laat in de
nacht kwam ik thuis met mijn zware koffer en vertelde Toni wat ik gedaan had. 'Wat denk je, Toni,
voel je er voor om met boeken op stap te gaan?' De volgende dag pakte hij zijn fiets, bond de koffer
op de bagagedrager en ging op zoek naar klanten. Het ging goed. Elke week kochten wij een paar
oude boeken er bij en toen wij de eerste 20 gulden gespaard hadden ging Toni op de fiets naar
Amsterdam om Hollandse boeken in te kopen. Op één dag reed hij van Limburg naar Amsterdam
en 's avonds weer terug. Niets was hem ooit teveel. Als het bij ons in de buurt was ging ik dikwijls
met hem mee. Eens kwam een Pools vrouwtje naar buiten en klaagde dat haar man niet meer bij
haar kwam, nu hij boeken van Toni kreeg. Toni deed alsof hij heel ernstig over het probleem
nadacht, toen bood hij haar een boekje aan om zelf te lezen terwijl zij op haar man wachtte, maar
het hielp niet want zij kende geen duits en zij wou ook niet lezen, zij wou haar man. Bij een andere
klant stonden zeker nog tien vlaaien, die over waren van een feest, het water kwam ons in de mond.
Toni zei dat zij voor een week lang drie boeken mochten houden in ruil voor een vlaai en met de
koek onder mijn arm gingen we verder. Je beleefde van allerlei, maar het verheugendste was dat
wij eindelijk geregeld werk hadden.
Er liepen steeds meer duitsers en ook nederlanders met hakenkruizen rond. Eens stuurde Toni mij
met boeken naar de buren van een familie, waar de vorige avond een NSB-vergadering was
geweest. Toni. met vier andere kameraden was er in de loop van de avond binnengedrongen. Zij
hadden hun gezichten onherkenbaar gemaakt en na een vechtpartij de NSB'ers een voor een door
het raam naar buiten gegooid. De vrouw vertelde verontwaardigd: 'Moet U eens horen - Hiernaast
was een bijeenkomst en vier of vijf kerels hebben de mannen door het raam gesmeten. Het waren
van die opscheppers, je weet wel. De ene had een pakkie aan en die hebben ze z'n broek
uitgetrokken en in zijn onderbroek naar huis gestuurd. De volgende dag vonden ze de broek in de
wei.' Ik deed natuurlijk alsof ik er niets van afwist, maar ik zei wel dat ze dan ook maar niet in dat
soort pakjes hier moesten komen. 'Dat vind ik ook,' zei zij haastig. Zij had vroeger altijd op goeie
voet met haar buren gestaan, en dat zouden de mensen in deze tijd verkeerd kunnen opnemen.
Nu ging het er om, hoe wij het materiaal dat in het buitenland gedrukt werd, naar Duitsland
moesten krijgen. Meer naar het noorden ligt een groot bos op de grens tussen Limburg en
Duitsland, daar waren oude emmers en ketels de schuilplaatsen voor het materiaal. 's Nachts
kwamen duitse kameraden het afhalen en stuurden het naar Dusseldorf, Bonn, Duisburg, Keulen.
Soms kwam Ellie over de grens, met berichten en aanvragen om hulp, en eens in de week was het
mijn beurt om te reizen. Ik naaide twee hemden tegen elkaar, daartussen werd het materiaal gestopt,
dan een korset er over en op reis. De ene week hier naar toe, de volgende week ergens anders. Wat
heb ik dikwijls een angst uitgestaan! Als er op mijn hoteldeur werd geklopt dacht ik wel eens: 'Nu
hebben ze je, dat is de Gestapo. Als het deze keer goed afloopt doe ik het nooit meer.' Maar altijd
Previous page Top Next page