Navigation bar
  Print document Start Previous page
 24 of 44 
Next page End 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29  

Sonja Prins, HERINNERINGEN AAN TRUDE BENEDIC, een vrouw in verzet. De Bonte Was 1980
24
Juli 1938 begon het proces. De aanklacht besloeg 24 getikte pagina's. Hoe kwamen zij aan al die
berichten? Was er meer dan één verrader? Ik werd in de beklaagdenbank gesloten, met vier agenten
om mij te bewaken, toen ik opeens mijn moeder zag zitten met Wiard, mijn oudste broer. Haar
ogen keken mij aan en maakten mij nog eens zo sterk. De tweede dag van het proces zei de
president dat ik op staande voet zou worden vrijgelaten als ik bereid was om voor het vaderland te
werken. Ik zei dat ik geen spion was en dat de gestapo niet hetzelfde als mijn vaderland was.
'Wij hebben U enkele vragen te stellen. U bent aangeklaagd op de volgende punten: hulp aan
Spanje, hulp bij grensoverschrijdingen van emigranten, en tenslotte, de zwaarste aanklacht, het
houden van vergaderingen en het werken voor de Rode Hulp op duits grondgebied. Beklaagde,
weet u wie Dimitrof is?'
'Nee.'
'Leest u geen kranten?'
'Nee, daar had ik geen tijd voor.'
'Weet u wat de Rode Hulp is?'
'Nee.'
'Kent u de naam van de man, die aan het hoofd staat van het Duitse Rijk?'
'Adolf Hitler.'
'Unser deutscher Führer AdolfHitler. Zegt u mij dat na.'
'Nee, dat kan ik niet. Ik ben Nederlandse en hij is niet mijn führer.'
Ik werd veroordeeld tot vier jaar tuchthuis, acht jaar eerverlies en het betalen van de kosten van het
proces.
De laatste dag van het proces mocht ik even met mijn moeder spreken.
'Kind, kind, ik zie je niet meer terug.'
'Och mama, vier jaar zijn zo om. Denk maar altijd aan mij, dan gaat het mij ook goed.'
Ik schreef haar altijd opgewekte brieven uit het tuchthuis en ik kreeg opgewekte brieven terug, op
het laatst dacht ik dat ik me geen zorgen over haar hoefde te maken, maar twee jaar later was mijn
moeder dood.
In het tuchthuis zaten moordenaars in gemeenschappelijke cellen, maar de politieke gevangenen
hadden eenzame opsluiting (einzelhaft). Bij bombardementen werden de anderen in de
schuilkelders gebracht, maar wij bleven zitten en wij kregen de boodschap dat iedereen, die niet
rustig was, onherroepelijk neergeschoten zou worden. In de kerstdagen werd een boom achterin de
gang gezet en de bewaaksters begonnen kerstliederen te zingen, wij stonden achter de tralies te
luisteren. Toen was het onze beurt om te zingen, maar wij begonnen op de deur te bonzen. Dat
hadden wij van te voren met klopsignalen afgesproken. Wij wilden beter eten, wij wilden ons recht.
Er was bezoek, maar niet voor ons. 'Stille nacht, treurige nacht. Wie heeft ons in het tuchthuis
gebracht?'
Wij dachten dat wij door het tuchthuis hard werden, dat wij langzamerhand overal tegen konden,
maar wij vergaten dat je gedachten en je gevoel in de lange nachten en dagen dat je op jezelf bent
aangewezen, juist veel weker worden, omdat je geen kontakt met de buitenwereld hebt. De eerste
tijd is het heimwee en het verlangen naar je man en je kinderen te erg om te dragen. Je bijt in het
ijzer van het ledikant om het niet uit te schreeuwen. Maar dan ga je aan je cel hechten, je verliest
jezelf in dromen over de vrijheid die eens komt, als de poort voor je zal opengaan, je weet niet
meer wat er buiten gebeurt, het is alsof je buiten het leven staat. Vier jaar eenzame opsluiting is erg
lang, twee jaar in Lübeck, twee jaar in Jauer bij Liegnitz. In al die tijd heb ik alleen door tekens met
mijn medegevangenen kunnen spreken, als wij op buitenwerk waren.
's Zomers ging een ploeg van onze vrouwen onder bewaking bij boeren werken. Wij werden in het
begin in een bus weggebracht, totdat iemand protesteerde omdat tuchthuisvrouwen in een bus
reden. Lübeck is een prachtige stad, veel kerken met koperen koepels, als het donker begint te
worden glimmen de daken en bijna overal zijn tuintjes met bloemen. Als je lang opgesloten was
geweest leek het een sprookje uit een andere wereld. Maar ik probeerde het niet te zien, want er
Previous page Top Next page