Navigation bar
  Print document Start Previous page
 23 of 44 
Next page End 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28  

Sonja Prins, HERINNERINGEN AAN TRUDE BENEDIC, een vrouw in verzet. De Bonte Was 1980
23
Arrestatie en tuchthuiswerk
De 1ste oktober 1937 is het weer mijn beurt om naar Dusseldorf te gaan. Ik slaap bij Ellie, die de
vorige week bij ons is geweest, om de volgende ochtend naar een andere wijk van de stad te gaan
waar om half twaalf een bijeenkomst zou zijn. Geld had ik al ontvangen, de berichten waren
doorgegeven, nu nog alleen deze bijeenkomst en dan dezelfde avond terug naar huis. Toni wachtte
op mij. Vijf jaar later wachtte hij nog. Ik heb hem nooit teruggezien.
Een van de kameraden zou mij wegbrengen naar het adres waar de bijeenkomst werd gehouden.
Toen wij op het adres kwamen waar wij moesten zijn, zei hij: 'Wacht, ik ga even sigaretten halen.'
Tien minuten later werd op de deur gebonsd, twee gestapo's kwamen naar binnen, buiten stond een
overvalwagen. Om 1 uur zat ik in de cel, om zes uur had ik al een gebroken vinger. De hele nacht
schenen schijnwerpers in mijn gezicht, het was om krankzinnig te worden, ik had zo'n dorst, dat ik
uit het water van de WC dronk. De volgende dag een verhoor door drie gestapo's, een had een
dikke sleutelbos in zijn hand. Zij wilden een protokol opmaken, maar dat ging niet zo gemakkelijk
als zij gedacht hadden. Ik werd weggebracht met een paar bloedende handen en opgezwollen ogen
van de slagen met de sleutelbos. Elke dag waren er mishandelingen, na afloop moest ik uren lang
staan in de stinkende WC, waar de gestapo's hun behoefte kwamen doen. Ik zou geen schone was
krijgen tot het protokol ondertekend was, alles plakte aan mijn lichaam. 's Avonds probeerde ik
mijn handen te wassen in de WC. Ik noemde geen enkele naam en ik heb niets verteld over de
jongens die zij zochten. Maar hoe wist je wat er nog zou komen, voordat het avond was? Soms
voelde ik mij zwak en dan was ik erg bang dat ik toch iets zou zeggen. Op een nacht hoorde ik de
stern van Ellie, uit een cel dicht bij de mijne, huilen en jammeren. Toen wist ik dat zij ook gepakt
was. Zij huilde en riep mijn naam. Vijf dagen later was ze dood. Ellie heeft niets verraden. Ze
vroegen haar oude moeder, toen zij op bezoek kwam: 'Wil je je dochter zien?' Natuurlijk was zij
blij, dat zij haar zo gauw zou zien. Toen zeiden ze: 'Maar ze is dood.' En Käte werd bij de kist
gebracht, men zei dat Ellie zich vergiftigd had.
Na vier weken werd ik van het Gestapo-bureau naar een gevangenis gebracht voor een onderhoud
met de nederlandse konsul. Hij zei: 'Spreekt U maar vrijuit. Hebt U klachten? Wat zal ik aan uw
man schrijven?' Ik vroeg hem om schone was en zei dat ik verder niets te zeggen had, aangezien er
ook nog koncentratiekampen waren, waar ik naar toegezonden kon worden. Hoe kon ik weten of
hij te vertrouwen was? In elk geval kreeg ik vanaf die dag schoon ondergoed. De eerste keer dat
Bini schone kleren kwam brengen, mocht ik de vuile niet meegeven, maar ik liet haar de
bloedvlekken op mijn jurk zien, zodat zij toch op de hoogte was. Iedere dag werd ik geslagen. Ik
sprak mezelf moed in, want er hing zoveel vanaf. Het was beter dat zij één te pakken hadden dan
een heleboel anderen.
Na tien weken kreeg ik bericht dat ik voor een proces naar Berlijn, Moabit, op transport ging. Ik zat
in Moabit, waar Rosa Luxemburg voor ons jaren van haar leven achter de tralies heeft versleten.
Vroeger hadden haar brieven uit de gevangenis ons moed en vertrouwen gegeven. Niet ver van mij
af zat Teddy Thälmann in een cel, Teddy die elke dag rechtop en sterk alleen op de binnenplaats
liep. Daar heb ik hem voor het laatst gezien. Niemand mocht tegelijk met hem luchten, maar hij gaf
ons altijd berichten door en steeds de boodschap: 'Kop op! Wij winnen toch.' Kort voor mijn eigen
veroordeling werd het doodvonnis tegen Liselotte Hermans uitgesproken. Wat zou er met Teddy
gebeuren en wat stond mij te wachten? Onderweg was ik in acht gevangenissen geweest, van en
naar de transporttreinen hadden de mensen langs de weg naar mij gespuwd en met stenen gegooid,
een moordenares had het nog beter. Liselotte was een kommunist en een gevaar voor het Derde
Rijk. Onverwachts werd zij uit haar cel gehaald, zelfs de bewaakster die haar moest wegbrengen,
was er dagen van overstuur. Liselotte had een klein kindje. Zij werd met de bijl onthoofd.
Previous page Top Next page