Charlotte Perkins Gilman, Het gele behang (1892). Nederlandse vertaling, De Bonte Was, 1977
2
Het komt erg weinig voor dat zulke gewone mensen als John en ikzelf een
oud landgoed achter de hand hebben om de zomer door te brengen.
Een koloniaal herenhuis, een geërfde buitenplaats, ik zou willen zeggen een
spookhuis, om het nog romantieser te maken, maar dat zou teveel gevraagd
zijn van het lot!
Maar toch kan ik met trots en nadrukkelijk zeggen dat er iets raars mee is.
Want waarom zou het anders zo goedkoop verhuurd zijn? En waarom zo
lang leeg gestaan hebben?
John lacht me uit, natuurlijk, maar dat verwacht je in een huwelijk.
John is uiterst prakties. Hij heeft geen geduld met het geloof, hij heeft een
intense afkeer van bijgeloof en hij spot openlijk met alle praat over dingen
die je niet kunt voelen en zien en in cijfers weergeven.
John is dokter en misschien - (ik zou het geen levende ziel zeggen,
natuurlijk, maar dit is dood papier en een grote opluchting voor me)
misschien is dat één reden dat ik niet sneller beter word.
Weet je, hij gelooft niet dat ik ziek ben!
En wat kun je daaraan doen?
Als een dokter met een goede naam, die tegelijk je eigen echtgenoot is,
vrienden en familieleden verzekert dat er echt niets aan de hand is met je
dan een tijdelijke nerveuze depressie - een enigszins hysteriese aanleg - wat
kun je dan doen?
Mijn broer is ook dokter, hij heeft ook een goede naam, en hij zegt
hetzelfde.
Ik neem dus fosfaten en fosfieten in, hoe ze ook heten, en tonicums, ik maak
reizen, krijg frisse lucht en lichaamsbeweging en het is me absoluut
verboden te 'werken' tot het weer goed met me gaat.
Persoonlijk ben ik het niet eens met hun ideeën.
Persoonlijk geloof ik dat prettig werk, opwindend en afwisselend, me goed
zou doen.
Maar wat moet je doen?
Huns ondanks heb ik een tijdje geschreven; maar het put me echt nogal uit
omdat ik er zo stiekem over moet doen, of anders hevige tegenwerking
krijg.
Soms stel ik me wel eens voor dat ik in mijn toestand als ik minder
tegenwerking had en meer mensen om me heen en meer stimulans... maar
John zegt dat het slechtste wat ik kan doen nadenken over mijn toestand is,
en ik moet bekennen dat ik me er altijd naar van ga voelen.
Dus ik zal er mee ophouden en over het huis praten.
Het is een prachtige plek! Het staat helemaal alleen, een flink eind van de
weg, wel vijf kilometer van het dorp. Het doet me denken aan de Engelse
buitenplaatsen waarover je leest, want er zijn heggen en muren en hekken
die op slot kunnen, en een heleboel aparte kleine huisjes voor tuinlui en zo.
Er is een verrukkelijke tuin! Ik heb nog nooit zo'n tuin gezien - groot en
schaduwrijk, vol paden die zijn omzoomd met buxushagen en
palmboompjes waarlangs hoge, met wingerd begroeide priëlen staan met
zitjes erin.