Navigation bar
  Print document Start Previous page
 7 of 19 
Next page End 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12  

Charlotte Perkins Gilman, Het gele behang (1892). Nederlandse vertaling, De Bonte Was, 1977
7
Ik raak erg gesteld op de kamer ondanks het behang. Misschien wel
vanwege het behang.
Het houdt me zo bezig!
Ik lig hier op dit grote onbeweegbare bed - het is geloof ik vastgespijkerd -
en volg het patroon urenlang. Dat is zo goed als gymnastiek, dat kan ik je
verzekeren. Ik begin bijvoorbeeld onderaan, in de hoek waar het nog intact
is, en ik neem me voor de duizendste keer voor dat ik dat onsamenhangende
patroon zal volgen tot een bepaald eindpunt.Ik weet iets van de beginselen
van dit ontwerp en ik weet dat dit niet is geordend volgens de regels van
uitwaaiering, of verwisseling, of herhaling of symmetrie of iets waarvan ik
ooit gehoord heb.
Het wordt natuurlijk herhaald in de banen maar niet op een andere manier.
Als je er op een bepaalde manier naar kijkt staat elke baan alleen, de
gezwollen kronkels en krullen - een soort door delirium tremens
'gedegenereerd Romaans' - waggelen op en neer als losse pilaren van idiotie.
Maar anders bezien staan ze diagonaalsgewijs in verbinding en de
spartelende contouren zwermen uit in grote hellende golven van
zinsbegoocheling, als een bundel voortgejaagd wentelend zeewier.Het hele
geval loopt ook horizontaal, tenminste, dat lijkt zo, en ik maak mezelf
doodmoe met uit te proberen de lijn van de beweging in die richting te
volgen en dat levert een prachtige bijdrage aan de chaos.
Aan één kant van de kamer is het bijna intakt en daar kan ik, als het dwarse
licht verdwijnt en de lage zon er direkt op schijnt, eindelijk bijna een vorm
van uitwaaiering zien - de eindeloze arabesken schijnen zich rond een
gemeenschappelijk punt te vormen. Ze gaan er hals over kop vandoor in
sprongen van gelijke afstand.
Het maakt me moe het te volgen; ik ga geloof ik maar een uurtje slapen.
Ik weet niet waarom ik dit opschrijf.
Ik wil het niet.
Ik voel me er niet toe in staat.
En ik weet dat John het absurd zou vinden. Maar ik moet op één of andere
manier zeggen wat ik voel en denk - dat is zo'n opluchting!
Maar de inspanning begint groter te worden dan de opluchting.
De helft van de tijd ben ik nu vreselijk loom en ik lig dus navenant steeds
meer in bed.
John zegt dat ik niet moet verzwakken en laat me levertraan en massa's
tonicums en andere dingen innemen, om nog maar te zwijgen van bier en
wijn en rood vlees.
Lieve John! Hij houdt vreselijk veel van me en haat het dat ik ziek ben. Ik
heb pas geprobeerd een echt ernstig en redelijk gesprek met hem te hebben,
en hem te vertellen hoe graag ik wil dat hij me laat gaan om neef Henry en
Julia op te zoeken.
Maar hij zei dat ik niet in staat was te gaan, noch in staat het uit te houden
als ik eenmaal bij hen zou zijn; en ik hield geen erg goed pleidooi voor
mezelf, want ik huilde al voor ik was uitgepraat.
Het kost me steeds meer moeite gewoon te denken.
http://www.purepage.com Previous page Top Next page