Navigation bar
  Print document Start Previous page
 8 of 10 
Next page End 3 4 5 6 7 8 9 10  

8
Verzet wordt als irrationeel opgevat, strijd als primitief. Vanwege de tegenwoordige
interpretatie van het verdrag moet de mannelijke vluchteling echter nu juist bewijzen dat hij
precies zo’n verzetsheld is waar Nederland niets van moet hebben. De calculerende burgers
zouden anders eens mogen denken dat hij eigenlijk een avonturier is, die van de westerse
rijkdommen komt profiteren. Zoals de vluchtende vrouw door de opvattingen van rechtspraak
en beleid over de traditionele sekserollen in verre landen van het heldendom wordt
uitgesloten, zo wordt de vluchtende man er ingeduwd. 
De Nederlandse autoriteiten gunnen de mannelijke vluchteling niet de moderne
mannelijkheid van rationele deskundigheid en lidmaatschap van enige arbeidsorganisatie; zij
maken hem primitief, een overblijfsel uit een irrationeel verleden. Daartegenover eist de
overheid de rationaliteit van de rechtsstaat op. Als vluchtelingen hun behandeling
onrechtvaardig of onbegrijpelijk vinden, ligt dat aan hen. De overheid rapporteert correct, de
vluchteling zegt maar wat. Ook hier kan geen tegenbeeld worden gegeven. Vluchtelingen
kennen de taal niet eens, laat staan de vaktaal. Zij blijven afhankelijk van ambtenaren,
tolken, advocaten en hulpverleners. Ze kunnen dus niet direct met de in deze samenleving
geldende wapens tegen de heersende machten vechten: hun argumenten moeten
bemiddeld worden, vertegenwoordigd, vertaald; alleen hun emoties zijn zichtbaar. De
tegenstelling tussen deze traditionele vrouwensituatie
18
en de eis van het bewijs van
verzetsstrijd drijft sommigen van hen in de richting van irrationele mannelijkheidsbewijzen:
het vernielen van meubilair, het doorstaan van kwellingen als hongerstaking met of zonder
dichtgenaaide lippen. Daarop reageert de pers dan enthousiast en zo is dan de cirkel rond,
de verwachting gerealiseerd.
HET VERBAND TUSSEN SEKSISME EN RACISME 
De constructie van de tegenstelling tussen mannelijke vluchtelingen als strijders en
vrouwelijke vluchtelingen als natuurlijke slachtoffers staat dwars op de sekseneutrale
formulering van de mensenrechtenverdragen. Deze constructie is niet alleen gebaseerd op
oriëntalistische vooronderstellingen. De mentale scheiding van westerse en oosterse (of
noordelijke en zuidelijke) ‘culturen’ wordt versterkt met de bekende anti-feministische
redenering dat hier de gelijkheid bereikt is, voorzover mogelijk en gewenst, zodat ieder
betoog van het tegendeel gezeur is (De Harde Kern 1996). Deze redenering werkt racistisch
zodra zij wordt gecombineerd met de stelling dat in ‘andere culturen’ (die ook de onderlinge
verhoudingen van ‘allochtonen’ in Nederland omvatten) vrouwen wèl door mannen worden
onderdrukt. Voor de westerse landen wordt in deze redenering het streven naar gelijkheid
tussen vrouwen en mannen verward met de realisatie ervan, terwijl tegelijkertijd ontkend
wordt dat elders hetzelfde streven aanwezig is. Concreter gezegd: nu Nederlandse vrouwen
huisvrouw- en moederschap niet meer het belangrijkste in het leven vinden en zich met hun
dead-end baantjes als volwaardige burgers beschouwen, worden vrouwen die in deze
ouderwetse positie beland zijn achterlijk gevonden. Vervolgens wordt steeds maar vergeten
dat er in verre landen ook heel wat vrouwelijke ingenieurs, accountants en burgemeesters
zijn - vaak heel wat meer dan in Nederland (Jansen 1996 p. 254 v.). Bovendien maakt de
krenterige erkenning van buitenlandse diploma’s het zulke hoog opgeleide vrouwen
bijzonder moeilijk om hun vakbekwaamheid zichtbaar te maken, ook als zij een
verblijfsvergunning krijgen. 
Men zou daarom ook kunnen zeggen dat sinds de jaren tachtig een proces op gang is
gekomen waarin een soort aftreksel van het feminisme is geïncorporeerd in een racistische
mythe over culturele verschillen. Deze mythe werkt als een tweesnijdend mes. In de eerste
plaats bevestigt de mythe het idee van de westerse superioriteit. In de tweede plaats
bevestigt de mythe het idee dat vrouwen en mannen in Nederland gelijk zijn en dat iedere
autochtone feminist die tegen autochtone ongelijkheid protesteert gewoon een beetje zeurt. 
Ik merk in het onderwijs dat het studenten m/v de grootste moeite kost om zich voor te
stellen dat in Nederland niet alleen de gelijkheid, maar ook de ongelijkheid, die tussen m en
                                                
18
Moss Kanter (1977) heeft dit voor de verhouding tussen mannelijke managers en mannelijke arbeiders mooi laten zien. 
Previous page Top Next page