Navigation bar
  Print document Start Previous page
 10 of 11 
Next page End 5 6 7 8 9 10 11  

10
veiligheid op straat (alleen voor die van zijn eigen fabrieksterrein); hij legt geen riolering aan
om te voorkomen dat zijn arbeiders tyfus krijgen.
Als de staat er niet al geweest was, zou hij dus met het kapitalisme hebben moeten
ontstaan. De kapitalisten zijn verdeeld door hun onderlinge konkurrentie; er moet een
instantie zijn die hun gemeenschappelijke belangen behartigt.
In Marx’ visie is de staat in eerste instantie ‘het uitvoerend komité van de heersende klasse’
(Kommunisties Manifest). De staat zorgt voor de algemene voorwaarden voor de
kapitalistiese produktie: zowel ekonomiese (wegen, kanalen) als sociale ( orde en rust,
gezondheid, leger en politie). Als de arbeiders zich overeenkomstig Marx’ voorspelling
inderdaad gaan organiseren probeert de staat dat te verhinderen (coalitieverbod,
socialistenwetten) , maar als blijkt dat de steeds ingewikkelder wordende produktie
gezondere en beter opgeleide arbeiders vereist, kan de staat met de arbeidersbeweging
gaan onderhandelen om de levensomstandigheden van de arbeiders wat te verbeteren.
Mensen die in dienst van de staat werken staan niet rechtstreeks in dienst van het kapitaal;
zij worden uit belastingen betaald, dus indirekt uit de opbrengst van de produktie. Zij
verrichten in marxistiese termen geen produktieve arbeid, maar zij werken in de reproduktie
:zij zorgen dat het kapitalisme kan blijven bestaan, steeds opnieuw weer ontstaat, en dat er
arbeiders en kapitalisten blijven bestaan.
Een hele klus want, dat heb ik nog niet gezegd: de kapitalisten kunnen niet eens hun eigen
produktieproces besturen - door de wetten van de konkurrentie gaan zij steeds te veel
produceren, en omdat ze zo laag mogelijke lonen betalen kan niemand de produkten meer
kopen en ontstaan er krisissen. En van de vrije konkurrentie komt ook niets terecht, want de
groten konkurreren de kleintjes weg: monopolisering, geen onzichtbare hand meer dus.
VROUWEN
Nu wordt het tijd om weer eens te kijken waar de vrouwen intussen zijn gebleven. Wat is de
rol van de vrouwen in dit hele proces? Marx’ analyse legt de nadruk op het onpersoonlijke
karakter van het kapitalisme. Het kapitalisme is een totale maatschappijvorm. Het is een
produktieproces dat langzamerhand alle andere vormen van sociaal leven verdringt, zowel
ruimtelijk - in de vorm van imperialisme - als sociaal.
Dit betekent dat het kapitalisme, als Marx gelijk heeft, ook het leven van vrouwen zijn vorm
geeft. Toch weten we dat het leven van vrouwen zich heel anders voltrekt dan dat van
mannen. Het kapitalisme is er in elk geval niet in geslaagd de levens van mannen en
vrouwen gelijk te maken. Evenmin kan je zeggen dat alle mannen samen de heersende
klasse zijn, en alle vrouwen samen de arbeidersklasse – er zijn nog te veel uitgebuite
mannen om te kunnen zeggen dat primaire en secundaire klasse zijn samengevallen.
Het leven van vrouwen wordt evenzeer bepaald door hun vrouw-zijn als door het kapitalisme.
Op zichzelf zou het voor de hand liggen dat het kapitalisme de arbeidskracht van vrouwen
uitbuit in de produktiesektor. In de 19
e
eeuw was dat ook zo: vrouwen en kinderen werkten,
met onvoorstelbaar lange werktijden, in de fabrieken. Aan het eind van de 19
e
eeuw kwam
daar verzet tegen. Er kwam geen warm eten op tafel en de kinderen werden verwaarloosd.
We weten dat de arbeidersvrouwen toen, met hulp van de overheid en de vrouwenbeweging,
zijn omgeschoold tot huisvrouwen en moeders. Maar waarom? Marx heeft het niet
meegemaakt en het niet verklaard. Waarom is het voordeliger om de arbeidskracht van
vrouwen in het gezin uit te buiten dan in de fabriek?
Hij heeft wel verschillende soorten teorieën beschreven waarmee je kunt verklaren dat het
voor de kapitalisten samen voordeliger is om niet alle arbeiders in het produktieproces op te
nemen. Dat is ten eerste de teorie over het ‘arbeidsreserveleger’. Als er voldoende
werkelozen zijn, drukken zij de lonen van degenen die wel werken (omdat werkelozen het
wel voor minder willen doen). En ten tweede de teorie over de ‘tendentiële daling van de
winstvoet’: uit konkurrentieoverwegingen vervangen de kapitalisten steeds meer arbeiders
door machines, en daardoor worden hun mogelijkheden om arbeiders aan te stellen en uit te
buiten steeds kleiner: op den duur wordt het arbeidsreserverveleger steeds groter.
Maar het is natuurlijk wel erg toevallig als dat arbeidsreserveleger precies de helft van de
wereldbevolking omvat. (Nou ja, iets minder, want ook in de produktie en overheidssektor
Previous page Top Next page