Navigation bar
  Print document Start Previous page
 7 of 107 
Next page End 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12  

VROUWEN TEGEN DE VERDRUKKING IN, De Bonte Was, Amsterdam 1979
7
Een klein beetje nieuws onder de zon
Ermelo, januari 1956.
In de verte kronkelde de stoptrein Zwolle - Utrecht als een verlichte slang door de witkanten
wereld. Het was acht uur 's morgens en schemerdonker. Er hing nog meer sneeuw in de lucht.
Dik ingepakt, op de fiets, probeerde Andréa Florie zonder te vallen het station te bereiken. Ze
verhoogde haar snelheid, want zoals gewoonlijk was ze aan de late kant. Puffend smeet ze haar
fiets tegen het hek en tegelijk met de trein stormde ze het
station binnen.
Met een rode neus, verwarde haren, fonkelende ogen en ijskoude blozende wangen plofte ze neer
bij het raam. Het was lekker warm binnen. Haar mantel hing ze aan de haak; muts, das en
handschoenen stopte ze in haar tas. Ze krulde zich behaaglijk op in het hoekje. - Hè, hè, even
bijkomen.-
De trein zette zich in beweging. Vier minuten lang reed hij door een volmaakt sprookjesbos naar
de volgende stopplaats...Putten. Hier stapte een tiental reizigers in.
Tegenover Andréa ging een nog jonge man zitten. Hij was verkleumd en probeerde door in zijn
handen te blazen deze wat te warmen.
'Koud hè?' begon hij een gesprek.
'Ja, nogal, maar ook mooi,' antwoordde Andréa.
'Dat is waar. Toch hoop ik, dat het niet te lang duurt.'
De trein vervolgde zijn reis en een tijd lang zaten ze zwijgend uit het raam te kijken.
Opeens begon de man weer te praten.
'Waarom heb je zo'n lange rok aan? Zo kan geen man je benen zien. Je weet toch waar mannen
van houden? Van lippen, die niet geverfd zijn, van lachende ogen en van lang haar. Haar is toch
hét sieraad van de vrouw, nietwaar? Je zou zo leuk kunnen zijn.'
Andréa was met stomheid geslagen en helemaal in de war. Wat moest ze op zoiets zeggen? Snel
flitste het door haar heen: - Alsof ik er voor de mannen ben. Ik ben hier, op deze aarde, voor
mezelf en voor niemand anders. Wat denkt hij eigenlijk wel! -
Gelukkig, Nijkerk. Hier moest ze eruit. Ze groette de man en stapte snel uit. Allerlei gedachten
dwarrelden door haar hoofd.
-Ja, toch maar eens in de spiegel kijken of mijn rok echt zo lang is. Misschien kan ik mijn haar best
eens laten groeien. Lang haar staat mij ook wel leuk. - Zo begon ze de dag nog onzekerder dan
anders. Er was één lichtpuntje. Straks met Elly zou ze weer lachen om al dat stomme gedoe...
Soestduinen, januari 1979.
Het was half negen 's morgens en schemerdonker. De wereld was een wereld van wit kant. Er
dreigde nog meer sneeuw te vallen. Andréa Florie reed haar rode 'lelijk-eendje' uit de garage.
Haar man had de oprit al schoon geveegd en zwaaide haar na. De kinderen sliepen nog.
Behoedzaam reed Andréa naar het station. Ze ging met de trein naar Utrecht. Ze was veel te
vroeg. Aan het loket kocht ze een kaartje en daarna zocht ze het perron op waar ze moest zijn.
In de trein kroop ze weg in een hoek. Haar mantel hield ze aan. Ze nam een krant uit haar tas en
verschool zich daarachter. Zo hoefde ze met niemand te praten. Tegenover haar kwam een man
zitten, een nog jonge man.
De trein zette zich in beweging... op naar Utrecht. Na vier minuten stopte hij in Den Dolder. Een
meisje kwam in de verte aangerend, een mantel fladderde achter haar aan. Ze stormde hijgend de
trein in. Haar rode neus, verwarde haren, glinsterende ogen en blozende wangen getuigden van
een fikse fietstocht door de vrieskou. Het meisje plofte naast Andréa neer.
'Hè, hè, even bijkomen,' zei ze.
'Ja, het is erg koud,' antwoordde de man.
'Zeg dat wel, maar ook fantastisch mooi,' zei het meisje.
'Dat is waar, maar ik hoop, dat het niet te lang duurt.'
http://www.purepage.com Previous page Top Next page