Navigation bar
  Print document Start Previous page
 18 of 121 
Next page End 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23  

De Bonte Was, VROUWEN OVER HULP BIJ ZIEKTE EN PROBLEMEN, Amsterdam 1978
18
ziek en ga je dood was het motto. Voor een deel was dat natuurlijk wel waar, als je beseft dat bv.
in Amsterdam het drinkwater afkomstig was uit de grachten, waarin gepoept, gewassen en
gebaad werd, maar los van waar het water vandaan kwam ontstond de gewoonte om je niet te
wassen, laat staan kleren, beddegoed, verband of wat voor ziekenhuisspullen dan ook te wassen
(in het uiterste geval werd iets verbrand). Kortom het was er een smerige troep. En er was
inmiddels niemand meer die zich verantwoordelijk voelde voor de gang van zaken. Het bestuur
van de ziekenhuizen was vaak in handen van het stadsbestuur, regenten en regentessen waren de
uitvoerders. Waarschijnlijk dachten zij met het aannemen van zo'n funktie al genoeg gedaan te
hebben aan verplichte christelijke naastenliefde. In de praktijk deden ze verder niets, behalve het
spaarzaam aanwezige geld uit de zakken van de zieken zien te krijgen. De artsen leerden er ook
niet zoveel bij. Wel begon zich langzaam maar zeker naast de doctor medicinae (de
medicijnenvoorschrijvende arts) de chirurgijn een plaats te verwerven op de snijzaal, geholpen
door patiënten. Verdoofd werd er niet. Patiënten moesten het slachtoffer vasthouden en bij hele
zware operaties werd de zieke buiten westen geslagen (was nu dus anaesthesie heet).
Eerst was er van de kant van de kerk een groot verzet geweest tegen het daadwerkelijk ingrijpen
in het menselijk lichaam. Pas vanaf de 17e eeuw kwam de anatomie hier in Nederland op (de
kerk begon zijn macht te verliezen). De chirurgijnen kregen enig onderricht in de pas
opkomende snijwetenschap en gingen vervolgens opereren.
Het heeft zo'n kleine twee eeuwen geduurd dat het ziekenhuiswezen en de gezondheidszorg een
grote puinhoop waren en dat de geneeskansen, vooral in ziekenhuizen, vrijwel nihil waren. Zij
die thuis verzorgd of verpleegd werden door moeders, zusters, tantes, nichtjes of buurvrouwen
hadden nog wel een reële kans om beter te worden, maar het was eigenlijk alleen in de hogere
standen dat vrouwen zich echt vrij konden maken om zich aan de verpleging te wijden.
In de 19e eeuw kwam er verbetering in de gezondheidszorg. Dankzij vrouwen. Vanuit
verschillende hoeken begonnen vrouwen zich het lot aan te trekken van de - door de snel
opkomende industrialisatie steeds groter wordende groep van - armen, gevangenen en ook
zieken. Liefdadigheid heet dat nu in een enigszins neerbuigende betekenis. Liefdadigheid,
daarbij denkt haast niemand aan werk. En wat die vrouwen in de vorige eeuw op zich namen
was een onvoorstelbare hoeveelheid werk.
Eén groep vormen de zgn. diakonessen, een soort lekenzusters. Zij hadden als 'orde' altijd al
bestaan, maar ze waren tijdens de godsdiensttwisten en de periode van de verlichting nogal
weggedrukt geraakt. Met het opleven van de godsdienst in het begin van de vorige eeuw (het
zgn. Réveil) ontstond er weer een kader waarbinnen zij aan de slag konden gaan met armen- en
ziekenzorg. In dezelfde tijd begonnen ook veel vrouwen van de nietsdoende klasse (zie De Bonte
Was, Vrouwenwerk) oog te krijgen voor het leven dat de werkende vrouw moest lijden, voor
wat gevangenen, zieken en armen overkwam. Tegengewerkt door alle vooroordelen van hun
echtgenoten ('mijn vrouw hoeft niet te werken') en familieleden staken zij op verschillende
plaatsen de handen uit de mouwen. Afgezien van wat voor wantoestanden zij in gevangenissen
aantroffen leverden ook de ziekenhuizen een troosteloos beeld; er moest letterlijk en figuurlijk
veel puin geruimd worden en er moest iets gedaan worden om mensen in leven te houden.
Alleen het mes erin of een pot pillen ernaast had duidelijk niets opgeleverd. Een ziekenhuis
moest een plek worden om te genezen en dat kon door te zorgen voor goed eten, goed drinken,
schoon beddegoed, frisse lucht, en vooral ook door gezelligheid, aandacht, belangstelling,
kortom een heel skala van bezigheden die je in het kort zou kunnen samenvatten als
vrouwenwerk in de meest positieve zin van het woord. Florence Nightingale heeft zowel binnen
als buiten Engeland hiervoor het meest baanbrekend werk verzet, maar veel vrouwen hebben
met haar meegedaan en haar nagevolgd. Er kwamen verpleegstersopleidingen en ziekenhuizen
werden plaatsen waar je het redelijk prettig kon hebben. Er is vrij veel tegenwerking van artsen
geweest tegen de alomtegenwoordigheid van vrouwen in ziekenhuizen. Vooral in Amerika, waar
http://www.purepage.com Previous page Top Next page