Sonja Prins, HERINNERINGEN AAN TRUDE BENEDIC, een vrouw in verzet. De Bonte Was 1980
41
Anet Bleich
Nawoord
Wat voor indruk andere vrouwen overhouden aan het lezen van deze 'Herinneringen' weet ik niet.
Ik ben er wel benieuwd naar, omdat het verhaal me intrigeert, een heleboel vragen oproept en me
met een nogal dubbelzinnig gevoel achterlaat.
Bewondering voor een vrouw die de vanaf haar vroegste jeugd op haar aanstormende problemen,
zoals bittere armoede, een ruwe en onverschillige vader, mishandeling en werkloosheid zo
vastberaden heeft getrotseerd. Met als uiterste konsekwentie de hulp aan gevluchte anti-fascisten,
illegaal werk in nazi-Duitsland, en - na haar arrestatie - het ongebroken doorgaan met op een heel
prakties vlak opkomen voor haar mede-gevangenen. Een moderne heldensage, een geschiedenis
van vrouwelijke opoffering in de best denkbare zin van het woord.
Aan de andere kant draagt dit verslag van het leven van Trude Benedic de sporen van de tijd waarin
schrijfster Sonja Prins het optekende. In 1950, vijf jaar nadat de troepen van het Rode Leger de
hoofdstad van nazi-Duitsland, Berlijn, hadden ingenomen; zes jaar voor Chroetsjov in de Sovjet-
Unie officieel de misdaden van het regime van Stalin onthulde. Iets van de simpelheid van de
toenmalige kommunistiese wereldbeschouwing is in de 'Herinneringen' onmiskenbaar aanwezig.
Lelie-blanke kommunisten, strijdend voor de verheffing van de arbeidersklasse, tegenover een
buitenwereld in verschillende graden zwart. En in kontrast met Trudes tyrannieke vader, haar
engelachtige man, met wie zij zonder een spoortje onenigheid het leven deelt: zij zijn tenslotte
strijdmakkers.
Een paar - korte fragmentariese - kanttekeningen bij fascisme, kommunisme en feminisme in het
Duitsland van voor en tijdens Hitler.
De onderdrukking die het nazi-regime in Duitsland en Europa teweeg heeft gebracht is in de
geschiedenis onovertroffen. Systematiese vervolging van politieke tegenstanders, met name van de
arbeidersbeweging (kommunisten, sociaal-demokraten, vakbondskaders); instandhouding van de
kapitalistiese produktiewijze, met nadruk op de bewapeningssektor; versterking van de
onderdrukking van de vrouwen, die onophoudelijk propagandisties werden bewerkt om het
vaderland te dienen door kinderen te baren, de onderwerping van vreemde volkeren en de
vernietiging van 'minderwaardige mensen': joden, zigeuners, homoseksuelen.
Hoe was het mogelijk dat de fascisten erin slaagden om aan de macht te komen en te blijven?
Hoewel het altijd moeilijk te begrijpen zal zijn kunnen we er toch een aantal oorzaken voor
aangeven. Een dikwijls genoemde oorzaak is de ekonomiese krisis die vanaf 1929 in Duitsland
miljoenen arbeidsters en arbeiders werkloos maakte. Veel middenstanders en boeren werden in het
faillissement gedreven en ook de winsten van veel ondernemers werden bedreigd. Dat het juist de
fascisten waren die van de algemene onvrede en misère profiteerden - en niet bijvoorbeeld
revolutionairen van links - spreekt echter niet zonder meer vanzelf. Twee belangrijke faktoren
droegen daartoe bij: enerzijds kende Duitsland geen demokratiese traditie en anderzijds boden de
progressieve partijen de bevolking geen echte alternatieven.
Anders dan in andere Europese landen kreeg het liberale, parlementaire stelsel in de 19e eeuw in
Duitsland geen voet aan de grond. De revolutie van 1849 mislukte, en onder de 'ijzeren kanselier'
Bismarck konsolideerde zich een autoritair monarchaal bestel, dat in grote lijnen tot 1918 intakt
bleef, ondanks de aanwezigheid van een goed georganiseerde (maar politiek vrij machteloze)
socialistiese oppositie. Aan het eind van de eerste wereldoorlog sloeg een revolutionaire golf door
het land, die wel leidde tot het uitroepen van een demokratiese republiek (de Republiek van
Weimar) maar zijn socialistiese aspiraties niet wist waar te maken. Dat kwam vooral doordat de
leiding van de sociaal-demokratiese SPD bang was dat de revolutie te ver zou gaan, en zich daarom
tijdelijk verbond met de konservatieve krachten in leger en industrie. De sociaal-demokratiese