Sonja Prins, HERINNERINGEN AAN TRUDE BENEDIC, een vrouw in verzet. De Bonte Was 1980
40
Op dat zelfde ogenblik lag ik in een ziekenhuis in Heerlen. Ik kon pas op tijd voor de begrafenis
komen.
Ik kon mij niet meer beheersen. In de rouwkapel kwam al mijn verdriet naar boven, om Toni, om
Gus, om mijn moeder, die hier ook begraven lag, om Ellie, mijn vriendin, en Emil, haar broer, de
beste jeugdkameraad van Toni en mij. Ik huilde van woede en verdriet, en de anderen moesten mij
dwingen om afscheid van hem te nemen.
Een vraag hamerde in mijn hoofd toen ik de volgende avond in mijn eigen kamer zat. Was mijn
leven zoals het moest zijn? Heb ik het goed gedaan of ben ik tekortgeschoten? Ik weet er geen
antwoord op, maar ik moet toen al besloten hebben om mijn herinneringen op te schrijven.
Niemand is vrij zolang zijn volk niet vrij is, dat wou ik duidelijk maken. Voor de mensen die het
nog niet begrijpen en voor Bart die nog niet weet dat de strijd offers vraagt. Ik heb veel moeten
zwijgen, dat heeft mijn mond gesloten, maar als je kijkt naar het leven zoals jij het gekend hebt,
dan zie je dat het niet anders kon. Er zijn geen fouten die niet verbeterd kunnen worden, maar er is
geen weg terug. Als je tekortgeschoten bent kun je proberen het in de toekomst beter te doen, maar
verraad kan niemand goed maken. En als je weet wat de toekomst zal zijn, en je werkt die tegen,
dan pleeg je verraad aan je kameraden, aan de offers van de arbeidersklasse.
Dat moet Bart begrijpen. Als hij ooit in een leger tegen het socialisme zou vechten, zou hij zijn
vader en zijn klasse verraden. Maar daar hoef ik niet bang voor te zijn. Hij werkt nu op de mijn en
toen in het begin van de aktie van Stockholm in zijn ploeg een lijst rondging, stond hij er op om als
eerste zijn handtekening te zetten. Hij zei er weinig over, toen hij thuiskwam. Alleen: 'Vannacht
was er een lijst tegen de atoombom in onze pijler. Ik zei dat ik eerst wou tekenen. Dat zou jij toch
ook willen, hè!' Soms denk je: wat ben je voor de jongen geweest? En dan zie je dat hij toch wat
aan je heeft gehad. Met de boeken ging het niet meer na zijn diensttijd. De zaak was verloren en hij
wou met zijn kameraden op de mijn. Hij is trots op zijn werk, net als Toni. Maar ik zit in angst als
hij even later dan gewoonlijk thuiskomt. De veiligheidsmaatregelen zijn nog lang niet wat ze
moeten zijn. Als hij vroegsjicht heeft moet hij om vijf uur de deur uit en ik moet zorgen dat ik me
niet verslaap, anders mist hij een hele dag loon. Soms lig ik lang wakker na een akelige droom en
dan durf ik niet meer in te slapen. Dan sta ik maar op en ga schrijven. Vannacht droomde ik dat ik
met Greetje over een spoordijk liep, waar telkens vlammen uitschoten. Wij vluchtten, maar
niemand wist waar naar toe. Toen zaten wij in een treincoupé en ik haalde een pakje oude
boterhammen uit mijn zak en Greet zei: 'Geef mij er een,' en alle mensen in de coupé vroegen om
een stuk. Ik verdeelde het brood en iedereen keek er naar als iets heel biezonders en niemand
durfde ervan te eten. Later liep ik met Ellie door een donkere straat. Een patrouille soldaten kwam
op ons af en een draaide mijn arm achter mijn rug. Hij zei: 'Dat zijn vluchtelingen uit Ravensbrück.'
Dikwijls sta ik op een donkere vlakte tussen allemaal vrouwen met hongerige gezichten. Ik heb een
paar broden of een schort met aardappels en ik moet ze allemaal te eten geven, maar telkens
schuifelen nieuwe groepen voorbij. Dat zijn de dromen die je van het kamp overhoudt.
Maar er zijn nog andere dingen, die je ervan overhoudt. Je weet beter dan eerst dat de wil om te
vechten niet genoeg is, dat de mensen die nog onbewust zijn, moeten leren vechten zoals een kind
leert lopen. De eenheid begint onderaan, in de dagelijkse strijd, en dan groeit hij door als een boom
die boven alles uitsteekt. Dikwijls als ik alleen in de kamer zit, terwijl Bart slaapt, heb ik het gevoel
dat Toni binnenkomt. Zonder dat ik naar de deur kijk verwacht ik zijn stem. 'Wel vrouw, wat zit je
allemaal te pennen! Hebje wat te eten voor me? Ik moet zo weer weg.' Of het zin heeft, zoveel over
één leven te schrijven? Wat zou hij daarvan zeggen? Ik geloof dat je daarop moet antwoorden: Wat
gebeurd is en wat gebeuren kan, die twee dingen horen bij elkaar. Wie voor de overwinning vecht
moet de lessen uit het verleden kennen.
Mijn geschiedenis is een stuk van de geschiedenis van mijn klasse. Daarom heb ik alles verteld
zoals het geweest is.