VROUWEN TEGEN DE VERDRUKKING IN, De Bonte Was, Amsterdam 1979
54
boeken. Dat hielp iets. M'n paniek raakte daardoor over en ik begon brandende zaken naar buiten
in de sneeuw te smijten en met 'n vloerkleed de vlammen verder uit te slaan.
Later bleken alle polissen en stamboekpapieren van de pony's en allerlei examen- en
vergunningspapieren verbrand. Dat betekent dat je pony's officieel niets meer waard zijn. Nieuwe
papieren krijg je niet. Eigenlijk heel gek, maar het is zo. Enfin, ik was door alles toch al zo gedeukt
dat ik niet eens kontakt opnam met de brandverzekering. Ik schilderde de keuken opnieuw en
herbegon met bouwen en restaureren. Het duurde jaren voor het kinderkamp weer op nivo begon
te komen. We konden het eerste jaar maar plusminus tien kinderen herbergen. Het tweede jaar
bouwden we er zelf'n vleugel aan. Ik heb geleerd te metselen en te timmeren, hoewel ik het niet
zo erg mooi doe. Ik kan beter metselen dan timmeren trouwens. Die nieuwe vleugel gaf ruimte. Ik
legde ook zelf sanitair, warm water etc. aan, want er was in het begin alleen 'n ouderwetse 'doos'
en het was net die beroerde, lange droge zomer, zodat iedereen diarree kreeg. Maar 't was voor
het eerst ons eigen huis en niemand, niemand kon ons meer wegjagen.
En toen kwam de recessie. Net toen we weer zo'n vijfentwintig kinderen hadden liep het plotseling
terug terwijl alles voortdurend duurder en duurder werd. Voor de pony's kreeg ik niets meer.
Integendeel, iedereen wilde ze ineens kwijt en je hoorde dat de slachthuizen er plusminus
tweehonderd per maand aangeboden kregen. Die auto, die we in de bloeijaren '68 - '72 hadden
gekocht, moest vernieuwd worden en is nu helemaal op. 'n Keer hield ik het stuur in m'n hand, 'n
keer liep 'n wiel eraf en nu heeft de as het begeven.
Gelukkig is m'n oudste zoon technisch en repareert alles tot in het oneindige. Als ik die trouwens
die laatste H.B.S.-jaren niet intern bij mensen in de stad had gestuurd, had hij, waar hier 't
onderwijs toch wel achter ligt, z'n studie niet gehaald. De jongste moest ook in de zesde van de
lagere school naar kostschool, alle leermogelijkheden waren beperkt en alles minstens tien
kilometer ver, en door het vele werk was ik altijd te moe om met huiswerk te helpen. Het oudste
meisje was door de moeilijkheden al op kamers gelukkig. Dus bleven ze op school zitten, niet één
keer, maar na 'n paar jaar weer. Nu kwam dat natuurlijk ook eerst door de overgang stad-
platteland. Toen de scheiding en alle narigheid eromheen en het wilde er bij mij niet in, dat ze niet
zouden kunnen leren. Maar het leek wel of ze het allemaal niet echt ernstig namen met hun studie.
Ik had nog 'n televisie van voor de scheiding. Die deed ik de deur uit. Hoewel ik 's avonds eigenlijk
wel graag keek heb ik er nooit meer naar terugverlangd. 't Begon in 1970 al zo'n beetje steeds
hetzelfde te worden. Maar dat dát nou hielp. Ze moesten uiteindelijk helaas toch voor hun
opleiding het huis uit. Dat was nog eens extra jammer en iets waarop ik nooit gerekend had.
Sartre zegt wel, je bent altijd helemaal vrij in je beslissingen, maar ik vind toch dat je altijd
besluiten moet nemen over onoverzichtelijke situaties. Je weet eigenlijk nooit precies waarmee of
waaraan je begint. 'n Kind krijgen, 'n huwelijk, 'n bepaalde carrière, 'n verhuizing naar 'n andere
streek of land. Waar beslis je over? Over een vage verwachting. Meer is het niet, en als je dan als
vrouw in 'n gebied stapt waar alleen mannen zitten en je komt in hun belangensfeer zoals b.v. met
het boerenbedrijf en het toeristengedoetje, dan hoef je als vrouw echt niet op medewerking te
rekenen. Iedereen is vriendelijk genoeg, ik heb heus veel afgelachen en voel me echt niet zielig,
maar ik heb wel altijd heel erg zwaar moeten werken en sjouwen met zakken tot vijftig kilo en dat
ben je als balletdanseres nu ook niet bepaald gewend, noch om 's ochtends om zeven uur zes
kamers te dweilen in het hoogseizoen en dan tot 's avonds half twaalf opgewekt kampmoeder te
zijn, spelletjes te doen, wedsrijden te leiden, paardrijlessen geven en voor dertig man eten te
koken.
Hoe kun je zaken vertellen als hoe je een pony zelf moest doden toen 'n auto hem z'n
achterbenen had verbrijzeld. Of hoe je 'n veulen dood en in 'n put verdronken samen met 'n
zoontje van twaalf moest optrekken aan 'n touw. Hoe je veulens verloor door het vervuilende
beekwater van 'n camping verderop. Zo vuil, dat het schuim op het water dreef en in 1968 drie
veulens aan de diarree deed sterven.
We hadden 'n tijdlang 'n weiland bij 'n stad. Dat weiland was van 'n fabriek. Zo konden we het hele
jaar door op woensdag en zaterdagmiddag met de stadskinderen club houden. Maar door de
recessie ging de fabriek de wei verkopen en van de ene dag op de andere moesten we er af. De
gemeente kon ons niet aan iets anders helpen zeiden ze. 'n Graaf die ons voor de wintermaanden
z'n weilanden verhuurde drie jaar lang, moest ook alles verkopen en de boer die er op kwam gaf
ons vierentwintig uur om te verdwijnen.