De Bonte Was, VROUWENWERK, Amsterdam 1975
40
Werken voor meer mannen
GEEN VAN BEIDE
Omstreeks mijn twintigste jaar wist ik heel zeker dat ik
niet wou werken en niet wou trouwen, en ook heel zeker dat
ik voor één van deze twee mogelijkheden (of allebei) moest
kiezen of tot de bedelstaf vervallen.
Jarenlang heb ik met deze beslissing rondgelopen. Ik kan
niet eens zeggen dat ik geaarzeld heb. Werken vond ik zo
erg dat ik een jongen die 'werk' van me maakte en die ik
aardig vond serieus in overweging nam en ik deed m'n ui-
terste best om iets in trouwen te zien, maar ik zag alleen
maar pantoffels voor de haard (van hem) en een ontbijt-
tafel met donkere kinderen (ik ben blond, dus in die kin-
deren zag ik kennelijk ook niet veel). Ik rekende uit of
we later, getrouwd, twee auto's zouden kunnen betalen
zodat ik wat bewegingsvrijheid zou hebben. Die vriend
vond alles best: natuurlijk twee auto's en huwelijkstrouw
hoefde ook al niet, als ik dat niet wou. Die toegeeflijkheid
vond ik eigenlijk nogal gek maar ik dacht er niet op door:
het was duidelijk dat ik met wat me voor ogen stond niet
moest trouwen tenzij ik hem en mezelf een katastrofe op de
hals wilde halen. Dus het ging uit. (Achteraf denk ik twee
dingen. Ten eerste dat hij toegeeflijk was met het onbe-
wuste idee dat als we maar eenmaal getrouwd waren hij het
toch voor het zeggen zou hebben. Ten tweede denk ik dat ik
hoopte dat hij zou zeggen: ben je bedonderd, geen auto
ekstra voor jou alleen en gewoon elke dag thuis. Ik denk
dat ik dat graag wou omdat ik me dan helemaal afhankelijk
kon voelen: dan hoefde ik niets meer te beslissen en mis-
schien wel - dat hoopte ik natuurlijk - helemaal niets
meer te doen. Dan kon ik zachtjes in lucht oplossen want