De Bonte Was, VROUWENWERK, Amsterdam 1975
43
banen. Maar ik had een voor mijn opleiding en mijn leeftijd
zo goede baan dat ik er alleen maar op achteruit kon gaan.
Bovendien dacht ik dat het ergens anders precies zo zou zijn.
En tenslotte hield ik wel van het werk dat ik deed, ik had
alleen last van de struktuur daaromheen en van de grote hoe-
veelheid werk die per dag moest worden verstouwd. Ik zou dus
tot m'n pensioen dat werk moeten blijven doen en helemaal
verzakelijken. Dat vond ik zo vreselijk. Ik wist zo zeker
dat mensen zoveel meer zouden kunnen zijn dan werkmachines.
Maar op m'n werk zag ik alleen maar werkmachines. Ik vroeg
me af of ze zich 's avonds zouden ontpoppen tot mensen.
Ook in de middagpauze, in de winkels en in de snackbars:
allemaal werkmachines. De booqschappen werden vlug en effi-
cient gedaan (werkende vrouwen hebben daarvoor ook maar
weinig tijd) en de mannen in de snackbars praatten over het
werk, het weer, voetballen of lazen de krant. Ik vond het
erg gek dat ze over het weer praatten: ze zaten toch altijd
binnen of in de auto. Huisvrouwen zag ik nooit.
Ondanks dit alles deed ik het op m'n werk wel goed. Alleen
had ik zeer regelmatig herrie over te laat komen. Toch werd
ik beloond met af en toe ekstra opslag. Er werd op het
laatst op vergaderingen zelfs wel eens naar me geluisterd
(en dat zegt wat als je vrouw bent). Maar ik werd steeds on-
gelukkiger.
In ons maatschappelijk systeem wordt je ontluisterd en ont-
menselijkt waar je bewust bij bent en je kunt er niets tegen
doen. Ik ben koppig en kan goed m'n zin doordrijven, maar
hier ging dat helemaal niet op: tot m'n totale verbijstering
ging het met mij precies zoals met andere mensen: nog voor
m'n dertigste jaar was ik een willoze, machteloze werkma-
chine gemaakt. En dan hoorde ik nog bij de meer bevoorrechte
beroepsgroepen met tamelijk zelfstandig en enigszins krea-
tief werk en een goed salaris.
Ik ben aan de verstarring ontsnapt door m'n leven radikaal
anders in te richten. Een belangrijk onderdeel daarbij was
parttime werk te vragen. Het werd me geweigerd en ik nam
ontslag en vroeg een studiebeurs aan. Op het laatste nip-
pertje zeiden ze: blijf toch maar, dan maar parttime. En
parttime werken vind ik heerlijk. Ik zit nooit meer te
foeteren op de fiets. Ik heb geen ruzie meer over te laat
komen, want ik kan nu niet meer te laat komen omdat ik
m'n werktijd zelf in kan delen. Als ik geen fut heb werk
ik niet. Dit betekent dat ik in mijn werkuren gemiddeld
fitter ben dan mijn kollega's die er immers altijd moeten
zijn, of ze nu meer of minder moe zijn. Ik voel me geen
werkmachine meer, dat betekent dat ik minder chagrijnig
rondloop en dat is alleen maar prettig voor mijn kollega's.
Nadelen van parttime werk zijn dat je geen karrière kan
maken (maar dat wil ik ook niet), en dat je minder verdient,