Navigation bar
  Print document Start Previous page
 35 of 44 
Next page End 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40  

Sonja Prins, HERINNERINGEN AAN TRUDE BENEDIC, een vrouw in verzet. De Bonte Was 1980
35
Thuiskomst
Het was juni toen ik thuiskwam. Onderweg waren wij in kampen voor 'verplaatste personen'
ondergebracht, waar de amerikaanse officieren ons dom aankeken wanneer wij als politieke
gevangenen eisten om meteen verder gebracht te worden. Tussen duizenden anderen, die in
Duitsland gewerkt hadden, bereikten wij de grens. Hier was een schriftelijke verklaring dat wij uit
Ravensbrück kwamen voldoende om ons door te laten; maar de ambtenaren lieten ons duidelijk
merken dat wij niet hoefden te denken dat wij welkom waren of dat men op ons had zitten wachten.
Iedereen, die de laatste jaren niet in Nederland was geweest, was een buitenstaander, dachten zij,
die niet wist wat oorlog betekende. Of misschien dachten zij helemaal niets, want hun gezicht was
ambtelijk, zonder uitdrukking, net als vroeger.
Ik stond voor de deur van mijn huis en belde aan. Een grote jongen deed open.
'Ik ben je moeder. Waar is Greet? Waar is papa?'
Hij werd wit. 'Waar is papa?' Weer geen antwoord.
Ik liep naar binnen. Bart was alleen thuis en papa was dood.
Die eerste nacht heb ik de hele nacht voor het raam gezeten en nog veel nachten daarna. Huilen kon
ik niet. Overdag kwamen kameraden en de kinderen hadden mij nodig. Alles was stuk en vervuild,
geen kleren in de kast, geen laken op het bed en de twee kinderen totaal ondervoed. Alles hadden
zij verkocht om te kunnen eten, er was geen kopje om uit te drinken, geen pan om in te koken, geen
emmer om te dweilen. Geld had ik ook niet. Waarmee moest ik beginnen?
Met zijn tweeën hadden zij de bibliotheek voortgezet, zo goed en zo kwaad als het ging. Dat was
het enige, wat ons nog restte. Maar er was al die tijd geen nieuw boek bijgekomen en veel waren
weggeraakt of verbrand. Zij hadden samen volgehouden, zo jong als zij waren, tot Bart in het
laatste jaar van de oorlog in een gesticht werd ondergebracht en Greet als meisje voor de dag en
nacht werd uitbesteed. Midden in de hongerwinter waren zij weggelopen en hadden zij elkaar hier
weer gevonden. Zij hadden geen andere mensen nodig, zij hadden geleerd om zichzelf te helpen.
Nu was ik thuis en zij konden er moeilijk aan wennen dat ik hun zei wat er gedaan moest worden.
Ik moest weer leren om met kinderen om te gaan.
Wij hadden zo weinig geld dat ik de eerste maanden in mijn kampkleren rondliep, op mijn grote
soldatenschoenen. In diezelfde kleren ging ik naar de begrafenis van een van onze beste
kameraden, die bij de bevrijding zwaar ziek in een kamp in Duitsland werd gevonden. Hij had
gevraagd om thuis te mogen sterven en men had hem met een vliegtuig naar Maastricht gebracht,
waar hij overleed. Zijn graf in Heerlen is het monument voor al onze mannen, die voor hun
verzetswerk in duitse kampen zijn omgekomen. 
Zesentwintig van de werkers met de Vonk, de illegale kommunistische verzetskrant in de
mijnstreek, werden gearresteerd, en van die zesentwintig zijn er drie teruggekomen. Een van die
drie heeft mij over Toni verteld.
Heel zwaar heeft Toni het gehad in die jaren, dat hij alleen met de kinderen was. Greetje moest al
het huiswerk alleen doen, zo klein als zij was, koken, naaien, dweilen. Met Bart ging zij ook nog
dikwijls boeken bij de klanten bezorgen. Na vier jaar dacht Toni dat zijn vrouw terugkwam. Het
hele huis was versierd, overal stonden bloemen. Dagenlang stonden zij aan de grens, maar moeder
kwam niet, zij zat in de gevangenis om op transport naar het kamp te gaan. Er kwam geen post
meer, want in mijn kamptijd mocht ik niet schrijven. In die tijd kreeg Toni grijze haren. Maar zijn
werk ging door. Vanaf begin 1941 kwamen de kranten, die Toni moest wegbrengen. In
verschillende plaatsen ontstonden groepen van werkers met de Vonk, overal waren goede
kameraden die niet aan zichzelf dachten en alles deden om de vijand te bestrijden. Zij kwamen op
een of ander punt hun kranten halen en dan ging Greet mee om op wacht te staan, terwijl Toni ze
verdeelde. Een van de mannen, die de kranten moest bezorgen, was onvoorzichtig, hij gaf een lijst
met namen aan een buitenstaander, toen hij zelf verhinderd was. Tien groepen van de Vonk werden
Previous page Top Next page