MISDADEN TEGEN DE VROUW
, Tribunaal Brussel 1976. Diana Russell & Nicole Van de Ven, 1977
Nederlandse vertaling, De Bonte Was, Amsterdam 1977
13
verbod regelrecht daar vandaan komt. Kleinere districtsziekenhuizen, die middels door de
konservatieve partij geregeerde plaatselijke autoriteiten worden gefinancierd, verbieden abortus
via het bestuurscollege in hun plaats. Maar zelfs waar geen direkte invloed is in de vorm van een
verbod kunnen moeilijkheden rijzen. De regering die de wet heeft ingesteld, maakt zich niet druk
over de uitvoering ervan. Zelfs in de provinciale ziekenhuizen zijn geen nieuwe plaatsen voor
artsen en verpleegsters gekreëerd. Niet één extra bed is erbij gekomen, hoewel het- bekend was
dat er in Oostenrijk ieder jaar 100.000 tot 150.000 vrouwen gedwongen zijn zich te laten
aborteren.
Waar wel abortussen worden uitgevoerd, gaat dit dan ook ten koste van de ziekenhuisstaf, die
voortdurend moet overwerken. Het personeel is daarom niet bijzonder vriendelijk tegen de
betrokken patiënten. De kwaliteit van de mediese zorg heeft hieronder ook te lijden. Maar een
klein aantal ziekenhuizen beschikt over afzuigapparatuur, wat betekent dat de voornaamste
abortusmethode in Oostenrijk kurettage is, dikwijls zonder verdoving 'omdat de vrouw anders na
twee maanden weer terug is'. Het na de kurettage noodzakelijke verblijf van een of twee dagen in
het ziekenhuis is gewoonlijk door een tekort aan bedden niet mogelijk. In de meeste ziekenhuizen
wordt de vrouw meteen bij de receptie verteld dat er niet voor de tweede maal een abortus wordt
gedaan - ze hoeven niet nog eens te komen. De wachttijd is tussen drie en zes weken, zodat
vrouwen die niet onmiddellijk beseffen dat ze zwanger zijn, bijna geen kans hebben op tijd een
abortus te laten doen. De kosten zijn van 700 Oostenrijkse shillings (f 100,-) voor de polikliniese
afzuigmethode tot 2.500 Oostenrijkse shillings (f 360,-) voor kurettage met verdoving en opname.
Het ziekenfonds betaalt niets voor de operatie. Vrouwen die een abortus willen laten doen in een
ziekenhuis dat met in hun eigen provincie ligt, worden geregeld geweigerd. Dit geldt vooral voor de
hoofdstad, Wenen.
Het is duidelijk dat de meeste vrouwen onder de zojuist beschreven omstandigheden geen andere
keus hebben dan hun abortus door partikuliere artsen te laten doen, omdat ze anders misschien
het risiko lopen de driemaandengrens te overschrijden en voor de wet strafbaar zijn. In veel
gevallen zijn artsen, wier 'geweten' hun verbiedt in het ziekenhuis abortussen te doen, hoogst
bereidwillig dezelfde operaties op hun partikuliere spreekuur uit te voeren. Het gebeurt ook dikwijls
dat artsen vrouwen het ziekenhuis uitsturen omdat ze verder dan drie maanden zijn, maar hen
heimelijk laten weten dat ze wel bereid zijn het partikulier te doen. Een dergelijke operatie kost
tenminste 8000 Oostenrijkse shillings (f 1175,-). De Artsenkamer, een invloedrijke
beroepsorganisatie, heeft openlijk verklaard tegen abortus te zijn.
Vrouwen worden meer en meer in de bedelaarsrol geduwd en krijgen het gevoel dat een abortus
een daad van genade van de kant van de dokter is. Dat doet natuurlijk de prijzen stijgen.
De konsultatiebureaus zijn officiële bureaus met een staf van maatschappelijk werkers en
psychologen. Hier wordt de vrouw de abortus uit het hoofd gepraat en krijgt ze informatie over
regeringssteun en sociale diensten die erg worden aangeprezen. De kinderbijslag is echter
geenszins voldoende om een kind zonder zorgen groot te brengen, afgezien van andere redenen
om een kind niet te willen hebben. De stap van het konsultatiebureau naar een ziekenhuis hangt
af van de welwillendheid van de adviserende persoon. Vrouwen die zich gemakkelijk kunnen
uitdrukken, hebben een grotere kans van slagen.
Vrouwen uit sociaal zwakke groepen, van wie de staat helemaal geen kinderen wil, krijgen
trouwens ook makkelijker toestemming tot abortus. Buiten de grote steden zijn de konsultatie-
bureaus, vooral in het westen, hoofdzakelijk in handen van de katholieke Kerk, hoewel ze door de
overheid worden gefinancierd. Zulke bureaus geven geen toestemming tot abortus.
Het Oostenrijkse geboortencijfer is jarenlang voortdurend gedaald en in 1973 kwam het voor het
eerst in tientallen jaren onder het sterftecijfer. Noch voor de staat noch voor de ekonomie is een
daling van het geboortencijfer gewenst, daar er behoefte is aan belastingbetalers en arbeiders.
Daarom geeft de regering openlijk toe te verwachten dat de wet en vooral de adviserende
instanties een groei van het geboortecijfer zullen bewerkstelligen. De federale Kanselier heeft ook
verklaard dat geen enkele vrouw wettelijk het recht op abortus heeft.
Andere leden van het parlement hebben de verplichting dat een vrouw die abortus wil een arts
moet raadplegen, verklaard door te zeggen dat vrouwen in een dergelijke situatie niet in staat zijn
voor zichzelf te beslissen.