MISDADEN TEGEN DE VROUW
, Tribunaal Brussel 1976. Diana Russell & Nicole Van de Ven, 1977
Nederlandse vertaling, De Bonte Was, Amsterdam 1977
144
geld bijeen te krijgen om vrouwen uit arme en/of niet-vertegenwoordigde landen aanwezig te laten
zijn.
Aan het eind van de konferentie in Frankfurt hadden we slechts uit acht landen nationale
kontaktpersonen: Denemarken, Nederland, Frankrijk, de Bondsrepubliek, Italië, Noorwegen,
Zwitserland en de Verenigde Staten, en een koördinator, Maureen Giroux, een Amerikaanse
vrouw die in Parijs woont. Het Tribunaal was geboren maar zou het levensvatbaar zijn?
Kort na de Konferentie in Frankfurt verhinderde een Franse poststaking Maureen om ook maar
iets of iemand te koördineren. We hadden gedacht om half februari bij elkaar te komen om het
Internationale Tribunaal verder te organiseren en we hadden gehoopt dat er tegen die tijd veel
meer landen bij betrokken zouden zijn. Toen er eind december echter nog steeds werd gestaakt
heb ik de kontaktpersonen zelf geschreven. Het resultaat was dat onze bijeenkomst definitief werd
bepaald op het paasweekeinde maart 1975, in Parijs.
Ongeveer vijftig vrouwen uit twintig verschillende landen deden mee aan deze driedaagse
organisatie-bijeenkomst in Parijs. Iedere vrouw die in het Tribunaal geïnteresseerd was was
welkom om mee te doen; er werd nooit onderscheid gemaakt tussen vrouwen die als
kontaktpersonen samenwerkten met landelijke kommissies en vrouwen die slechts uit
belangstelling aanwezig waren, ook niet als er over omstreden punten gestemd moest worden.
Omdat er veel werk was en veel tijd nodig om alles in drie talen te vertalen en omdat de groep
groot was, hebben we ons in vijf sub-kommissies gesplitst om de volgende vragen uit te werken:
de doelstellingen van het Tribunaal; de plaats; hoe het gefinancierd moest worden; kontakten met
de media; de vorm en het programma van het Tribunaal. Een vertegenwoordigster van elke
subkommissie bracht dan aan de hele groep verslag uit. De vraag waar het gehouden zou worden
bleek het meest omstreden en tijdrovend te zijn. Om eerder genoemde redenen hadden we
besloten dat het Tribunaal zou plaatsvinden tijdens het Jaar van de Vrouwen, november werd de
gekozen maand. De vorm en het programma, zoals dat door de sub-kommissie tijdens de Parijse
bijeenkomst was uitgewerkt, bleef opmerkelijk genoeg van toen af aan vrijwel ongewijzigd.
Het punt om wel of geen mannen tot het Tribunaal toe te laten is nooit omstreden voor het
Tribunaal werkelijk plaatsvond. Een verdediging van het beleid om mannen niet toe te laten, iets
wat we in Parijs besloten hadden, werd pas noodzakelijk vlak voor het Tribunaal begon.
De sub-kommissie over de doelstellingen van het Tribunaal kwam met de volgende verklaring:
'Het is belangrijk te laten zien dat de onderdrukking van vrouwen overal hetzelfde is, dat alleen de
mate van onderdrukking verschilt, en dat elk geval van onderdrukking niet een op zichzelf staand
geval is, maar typerend voor wat er in dat land gebeurt. Het doel is om vrouwen overal te
bereiken, om solidariteit tussen vrouwen te versterken en om middelen te vinden om misdaden
tegen vrouwen te bestrijden.' Dit was de eerste en de laatste keer dat degenen die het
Internationale TribunaaI organiseerden het ooit over de doelstellingen eens waren!
Aan het eind van de organisatiebijeenkomst was er een koördinatiekommisie gevormd met acht
vrouwen. Deze kommissie ontmoette elkaar weer in september 1975, in januari 1976 en op de
avond voor het Tribunaal in maart 1976. Op de bijeenkomst in september werd besloten het
Internationale Tribunaal in Brussel te houden, het Tribunaal uit te stellen tot maart 1976 door
geldgebrek en dat de officiële talen Engels, Frans en Spaans zouden zijn.
Op 20 november 1975 kregen we de toezegging van Rita de Backer, de Belgiese minister voor
Vlaamse Kultuur, dat wij het Palais des Congrès in Brussel tijdens het Tribunaal gratis konden
gebruiken.
Die laatste drie-en-een-halve maand voor het Tribunaal werden er geregeld mededelingen
gestuurd vanuit Brussel naar alle landelijke kontaktpersonen.
Van elk land werd verwacht dat ze minimaal $325 opbrachten, en waar mogelijk werd er
aangedrongen op meer, om voor die landen die het minimum niet konden betalen te
kompenseren. Talloze verzoeken vanuit Brussel om geld te sturen voor administratieve onkosten
(bv. vooruitbetalingen aan jeugdherbergen om deelneemsters onder te brengen, portokosten,
kantoorbenodigdheden, kopiëring, telefoon enz.) brachten echter weinig op. Verder lieten
verschillende landen niet op tijd weten over welke misdaden zij wilden getuigen. Sommige
deelnemende landen hadden deze informatie zelfs tot de avond vóór het Tribunaal nog niet
gestuurd. Trouwens, we wisten niet eens precies hoeveel landen er mee zouden doen!