De Bonte Was, VROUWENWERK, Amsterdam 1975
24
De vrouw als kabouter
Vroeger werden er nog wel eens kabouters gezien, maar tegenwoordig hoor je daar nooit
meer van. Toch zijn er veel mensen, vooral mannen en kinderen, die nog in kabouters
geloven.
Ik hoor het mijn moeder nog zeggen: 'dat hebben de kaboutertjes gedaan', als ik haar vroeg
hoe het kwam dat iets opeens zo schoon of opgeruimd was. Dit was dan meestal als
verrassing bedoeld en altijd het werk van mijn moeder.
Nu ik volwassen ben, denk ik soms nog, als ik de troep zie die op me ligt te wachten om
afgewassen, geordend of opgeruimd te worden, 'waren er nog maar kaboutertjes'. Want ik ben
een vrouw en ik weet al heel lang dat het onzichtbare werk door vrouwen wordt gedaan:
overdag, wanneer er behalve de kleintjes, niemand thuis is, of wanneer man en kinderen in
krant, hobby, studie of spel verdiept zijn. Als vrouw word je mét het 'vrouwenwerk'
onzichtbaar. Als de rest van het gezin naar werk of school is, ben je écht onzichtbaar voor ze.
En dat het huis, wanneer ze weer thuiskomen, schoon of tenminste toonbaar is, dat de bedden
weer opgemaakt of rechtgetrokken klaar staan, de tafel afgeruimd, het stof van de
stoelleuning en schoorsteenmantel verdwenen en het eten voor straks aanwezig is, is
vanzelfsprekend. Dat hebben de kaboutertjes gedaan, en moeder heeft een rustig dagje gehad
en kopjes koffie gedronken en misschien zelfs een koek gebakken, dat doet ze immers zo
graag. En ook heeft ze, toen de zon scheen, wat boodschapjes gedaan en op straat lekker wat
rondgekeken. Je zou denken dat het te onnozel was om erover te praten, dit bijgeloof van
mannen en kinderen, dat de verandering die zich thuis voltrekt tussen 's morgens wanneer je
de deur uitgaat en 's avonds wanneer je weer binnenkomt, vanzelf zou gaan. En iedereen,
behalve vrouwen, klemt zich vast aan dat bijgeloof, verweert zich bitter en beschuldigt je als
je eraan komt. Probeer maar eens te vertellen wat je die dag gedaan hebt. Voor je het weet zit
je je te verdedigen, dat je heus niet zeurt, dat het waar is wat je vertelt, dat je gewerkt hebt
met alle teleurstelling en trots die bij werk horen. Je mag het niet zeggen, je mag het ze niet
voorhouden dat er een mens een dag gewerkt heeft om dit zichtbare resultaat (als het je
helemaal gelukt is een vernieuwd, verwelkomend huis) te bereiken. Je moet de anderen in het
geloof laten dat de kaboutertjes het hebben gedaan.
Nu moet ter verontschuldiging van man en kinderen wel gezegd worden dat de maatschappij
(zoals doorgaans in geval van bijgeloof) hun is voorgegaan, al voordat zij op de wereld
waren, met te bewijzen dat vrouwen niet werken als ze getrouwd zijn.
De getrouwde vrouw, die niet buitenshuis werkt, is 'zonder beroep'. Ze krijgt geen loon of
salaris voor haar werk. Ze heeft geen eigen stand, status of klasse: die krijgt ze tweedehands
toegereikt door haar man, met name door het werk dat deze doet. Zij is tegen ziektekosten
verzekerd door de gezamenlijke loonarbeidende gemeenschap, die via de sociale verzekering
de getrouwde man tegelijk zijn gezin laat meeverzekeren als de percentsgewijze premie van
zijn loon wordt afgehouden. Maar voor de getrouwde huisvrouw is er geen ziektewet, die
tenminste 80% van het loon doorbetaalt als zij ziek is. Zij krijgt niets, zij verdiende gezond
immers ook niets, zij werkt niet. Laat niemand zich iets anders wijsmaken: de staat, de
maatschappij met haar regels en wetten, de (hoofdzakelijk) mannelijke regeringen gaan vóór
in het handhaven van het sprookje, dat de huisvrouw niet werkt.