De Bonte Was, VROUWENWERK, Amsterdam 1975
32
het alleen maar heeft over het huishouden en de kinderen, en
wat ze allemaal wil en gaat kopen.
Toen mijn eerste kind geboren werd kregen wij een groter
huis en verhuisden naar Zuid, 'daar had ik vroeger ook al-
tijd al gewoond. De mensen vooral de vrouwen leefden daar
erg in weerhuisjes, vreselijk burgerlijk en bekrompen. Je
moet op tijd je ramen lappen, er werd precies gekeken wat
je wel en niet deed. Gelukkig had mijn man geen hekel aan
huishoudelijk werk en ik had inmiddels het tweede kind er-
bij gekregen en had het daardoor erg druk. Mijn man hielp
mij dan ook bij veel huishoudkarweitjes, maar het was toen
nog erg gek als je man de ramen voor je ging lappen of
stond af te wassen in de keuken al zag dat natuurlijk nie-
mand, maar dan had je de broek aan, of je had haar op je
tanden en was je man een mietje. Het ergste vond ik altijd
de tijd tussen pasen en pinksteren, dan zag je de weer-
vrouwtjes naar buiten komen om de grote schoonmaak te
gaan doen. In een mum van tijd zag je alle vrouwen op lad-
ders en trappen staan, waanzinnig vond ik het altijd. Kwam
je een vrouw tegen op straat dan ging het gesprek ook al-
tijd over de schoonmaak en vroeg ze altijd of je al schoon
was. Gelukkig had ik altijd wel een exkuus om de schoonmaak
te ontlopen, want ik had het te druk met de kleine kinderen
Later werd dat anders. Toen werden er nieuwe wijken gebouwd
en de vrouwen, vaak noodgedwongen, moesten buitenshuis gaan
werken. Gelukkig voor hen en voor mij werd de schoonmaak
toen minder belangrijk. Ik ging er vanuit dat je huishoude-
lijk werk pas gewaardeerd zou worden, als je het eerst flink
vuil had laten worden, dan zag iedereen tenminste dat je
wat gedaan had. Zo had je zelf ook meer eer van je werk.
Maar als je elke week maar weer gaat lappen en gaat schoon-
maken kun je geen waardering van je huisgenoten verwachten,
het wordt dan veel te gewoon.
Vaak dacht ik, is dat nu het leven wat mij altijd zo voorge-
schoteld werd, zo van: och, het is niet erg als je als meisje
niets heb geleerd, je trouwt toch wel. Het trouwen op zich
is zo erg ook niet, maar de leegte die het huishouden met
zich mee brengt; er wordt verder niets van je verlangd. Een
groot deel van de dag breng je wachtende door, is het niet
in de winkels dan is het wel tot iedereen thuis komt of ge-
geten heeft, en zo draait de ene na de andere dag door. Kon-
centreren op iets anders is vaak erg moeilijk, een dames-
blad gaat altijd wel, maar de kinderen gaan ook steeds
meer aandacht vragen.
Vaak heb ik mij erg naar gevoeld en haalde me allemaal
droombeelden in mijn hoofd. Steeds maar weer wilde ik ver-
huizen en overal heb ik al gewoond in mijn fantasie. Ook
had ik veel last van schuldgevoelens als ik op de bank lag
zo tussen vijf en zes als het eten net op stond, dan had